Regelmatig plaatsen we verhalen van gast schrijfster Barbara van Wijk die zelf voor haarzelf en haar ‘fans’ verhalen schrijft over haar avonturen in Spanje. Dit keer gaat het best wel lange verhaal (+5.000 woorden) over het nieuwe Spaanse avontuur van wonen in Spanje, over de stad Murcia met de bezienswaardigheden en tradities en over het redden van een hond uit een asiel. Wellicht zeer herkenbaar voor andere Nederlanders/Belgen die in Spanje zijn gaan wonen en van Spanje hun nieuwe thuisland hebben gemaakt. Zet de koffie klaar, open de fles wijn, plaats een schaaltje met olijven en geniet van dit nieuwe Spaanse avontuur van Barbara van Wijk.
Ons Spaanse avontuur begon in 2002. Toen trokken we de stoute schoenen aan om Spanje te gaan verkennen. Zullen we gaan overwinteren? Ach, eerst maar eens zien hoe het ons vergaat een paar maanden lang in den vreemde. En kijken of het ons gaat bevallen. Na wat omzwervingen kwamen we in Fortuna terecht, het plaatsje waar de thermische baden veel goeds beloven. De vele restaurantjes in de buurt vonden we ook niet verkeerd en dan de zon… de zon die het ook in de winter niet vaak laat afweten. Klinkt best goed, hè?
De camping van Fortuna was kleinschalig en Antonio – de oude manke beheerder – zwaaide daar de scepter. Niet zo heel uitbundig, daar was hij te oud voor, meestentijds lag hij wat te dommelen in een stokoude stoel in de donkere kamer die hij groots RECEPTIE noemde. Antonio kon, net als vele andere oudere Spanjaarden, niet schrijven, niet rekenen en niet lezen.
Hij was dus analfabeet. Dat was geen probleem, want als het op afrekenen aankwam gaf hij jou zijn potloodje en een vodje papier en vroeg hij jou om het aantal dagen maal acht euro per dag op te schrijven. Het ging altijd goed, want hij vertrouwde zijn klanten als vanzelfsprekend en niemand haalde het in zijn hoofd om hem ook maar één euro tekort te doen.
Langzamerhand kwamen er meer caravans, waaronder een aantal Nederlanders en het feest kon beginnen: vaak samen eten, jeu-de-boulen, barbecue, koffie drinken, uitjes bespreken, tips doorgeven. Het was zó gezellig dat we meer dan vier maanden bleven hangen en voor volgend jaar waren de plannen gauw gemaakt.
Zo ging dat een aantal jaren door en de groep werd steeds hechter. Groot was dan ook de teleurstelling toen Antonio aangaf de camping op te doeken. De koppen werden bij elkaar gestoken: zullen we met elkaar een stukje grond kopen en zelf ons eigen campinkje beginnen? Goed idee. Maandenlang reden we in optocht van het ene stukje grond naar het andere, de één liep met grote passen te meten, de ander stond te onderhandelen met de verkoper, de anderen overlegden of het uitzicht ons wel aanstond en weer anderen maakten plannen: hier een toiletgebouwtje, daar een douche en zullen we een gezelschapsruimte maken? Een paar palmen horen er ook te komen en is het restaurant niet al te ver weg? Om kort te gaan, we struinden het hele gebied af in een wijde boog om Fortuna, maar met elkaar kwamen we er niet uit. Toen kwam mijn man op een ander idee.
Als we nu eens zelf een stukje grond kopen, dan kan iedereen bij ons komen caravannen en dan heb je ook geen gezeur over kosten, indeling, inrichting enzovoort.
Laat ons nou precies een stukje vinden in Baños de Fortuna dat aan alle verwachtingen voldeed: mooi uitzicht op het dorpje op steenworp afstand, in een wijkje van een paar huisjes, voorzien van water en elektra. We hoefden niet lang na te denken, want dit wás het. ‘U bent net op tijd, want overmorgen komt de bouwonderneming om hier een huisje op te bouwen, maar als u geen huisje wilt, dan kan ik het nu nog afzeggen,’ vertelde de makelaar. Onze belangstelling was gewekt. Huisje? Wat voor huisje? Een tekening van een schattig Spaans huisje werd voor ons neergelegd, een terrasje met boogjes, een dakje met uitbouwtjes, een inhammetje hier, een trappetje daar, zó speels en schattig. Toen we de prijs hoorden bleek die ook nog eens erg mee te vallen, dus laat die bouwer maar bouwen.
Intussen is ons huisje een waar paradijsje geworden. De palmen wuiven je om de oren en o, wat doen de rozen het hier geweldig. Ook de cactussen, vijgenbomen, sinaasappels, enzovoort, voelen zich hier meer dan thuis en overladen ons met hun dankbaarheid en overvloedige oogsten. In de tussenliggende jaren deed een mooi betegeld zwembad zijn intrede.
Wat maakten we in de loop der tijd allemaal mee? Op een dag hoorden wij klaaglijk gejammer in een droge rioolbuis. Inspectie leerde ons dat er een klein hondje in zat te jammeren. Ach, o wee. Een puppy in verregaande staat van verwaarlozing. Wij wilden geen hond. Zeker niet! Maar dit hondje moest uit die buis gered worden. Na een tweede poging lukte het om hem te pakken. Wat was het droedeltje angstig, verschrikkelijk! Hij was meer dood dan levend. Half verhongerd en zo ongeveer leeggezogen door meer dan tachtig teken, brachten we hem naar de dierenarts om hem uit zijn lijden te laten verlossen, wij wilden immers geen hond. Gelukkig wilde de dierenarts niet aan ons verzoek voldoen. ‘Nee hoor, ik wil hondjes genezen en niet uit hun lijden verlossen als ze nog een redelijke kans van leven hebben. Als u geen hond wilt, breng hem dan in Holland naar een asiel. Het is een pup, die komt wel goed terecht!’ Ze bood aan het diertje gratis te ontdoen van alle ongedierte, de benodigde spuitjes te geven en een paspoort te maken, als wij hem maar meenamen naar Holland. Dat vonden we een goed idee, maar het bleek een grote vergissing te denken dat we het kleintje heel makkelijk naar een asiel konden brengen. Niet dus. We waren in de tussentijd volkomen verslingerd aan dat bolletje wol en uiteindelijk groeide de kleine lieverd uit tot een volwassen Podenco Ibicenco met zestig cm schofthoogte! En dát in een kleine caravan. Had iemand ons dat voor die tijd ooit voorspeld dan hadden we hem voor maf verklaard.
Dertien jaar lang huppelde Castill vrolijk om ons heen en waren we dol op hem. Hoe groot was het verdriet toen hij het leven moest loslaten. Hij heeft het mooiste grafje van heel Spanje gekregen in onze tuin, waar een marmeren beeld van een Podenco over hem waakt.
Ik zal iets over de omgeving vertellen, want dat we in deze omgeving zijn beland is geen toeval. Eén van onze wensen was om te midden van Spanjaarden terecht te komen, niet aan de kust. Het echte Spanje wilden we omarmen. De Fortunese bevolking kwam op ons zó vriendelijk over, ze bleek zó toegankelijk en vooral zó geduldig met buitenlanders, die toch vaak gebrekkig of nauwelijks Spaans spreken. Fortuna is een knus, overzichtelijk dorpje, voorzien van alle gemakken zoals winkels, uitgaansmogelijkheden, een prachtige kerk, al vindt mijn man daar helemaal niets aan. ‘Veel te protserig en kitscherig.’ Ik vind hem hier op deze plek, op het pleintje, omringd door tal van mooie palmen, prachtig. Op gezette tijden gaan de deuren open en sjouwen sterke mannen met serieuze gezichten de beelden op hun schouders door het dorp. De “opperknalmeester” voorop. Hij steekt na elke tiende stap een vuurpijl aan die dan hoog de lucht in fluit en daar een luide knal veroorzaakt. Op de zondag van Pasen dragen ze de beelden zelfs al dansend door het dorp. Dat lijkt me zwaar! Maar je moet er wat voor over hebben en dát hebben ze.
Na zo’n processie is het goed toeven bij Het Zwarte Gat ofwel bij La Cueva Negra, de enorme grot in de berg vlak achter ons, waar ook de Romeinen hun rituelen al uitvoerden. Het gesteente is zwart, het komt op mij unheimisch over, vooral ’s avonds, dan komen er soms mensen mediteren en bidden als het volle maan is. Mystiek ten top. Er werd laatst een concert gegeven door drie violen, een cello en een dwarsfluit. Het toehorend publiek zit dan op rotsblokken. Wat een ambiance! Wat een sfeer en akoestiek. Ik word er stil van.
Diezelfde berg is hol en daarin schuilt het bijzondere van Fortuna: de bergen zijn gevuld met het warme water dat de baden in Baños de Fortuna vult, het zwembad op de camping (38 graden) en een klein (gratis) badje langs de weg, voor mensen die ook van het warme water willen genieten, maar het niet kunnen betalen. Lekker warm, kraakhelder water. Als het afgekoeld is, wordt het via een ingenieus irrigatiesysteem, dat nog door de Moren is aangelegd, door de hele omgeving getransporteerd, vandaar dat de fruit- en olijfbomen zo weelderig vrucht dragen.
Waar geen water vloeit, in de wijde omtrek van Fortuna, bijvoorbeeld daar waar onder meer Caprès zijn snoezige huisjes verstopt en waar menige grotwoning leeg staat, dáár kom je terecht in een regelrecht natuurgebied. Onze visite merkte ooit op: ‘Wat is het hier mooi! Wat apart met al die geërodeerde bergen!’ Tja, wij vinden het ook geweldig. Wij zijn er verzot op, we hebben Hollandse snorfietsen meegenomen en snorren nu de hele omgeving af, we krijgen er niet genoeg van, het is zó indrukwekkend en zó innemend.
Achter Caprès is een mega-steengroeve waar enorme shovels, kraakmachines, vrachtwagens en bulldozers de hoge bergen afbreken. Als je daarheen gaat weet je niet wat je overkomt. Wat een desolate plek. Hoe kunnen mensen bedenken om zo’n enorme berg af te graven. In betere tijden, dus vóór de crisistijd, reden er loeizware vrachtwagens af en aan. Al die zwaargewichten zaten vol met grind en andere producten van de afgraving. Ze moesten allemaal dwars door Fortuna heen. We hebben ze weleens geteld: zes per vijf minuten. Het gemeentebestuur vond het een beter idee om een rondweg aan te leggen zodat die vrachtauto’s niet meer het dorp tot last hoefden te zijn. Jaren zijn ze aan het steggelen geweest over de kosten want de aanleg van een weg is duur, maar uiteindelijk, precies toen de crisis begon, was de weg klaar. Nu rijdt er nog maar één vrachtwagen per vijf minuten overheen. Maar er komen betere tijden…. de economie trekt weer iets aan.
Zaterdag is het marktdag. Uit de wijde omgeving komen de boeren, groentetelers en fruitverbouwers met hun verse waar hierheen en is het een drukte van belang. Er
lopen zigeunerinnen met trossen knoflook die ze per stuk verkopen, tussen de mensenmassa door. Ook citroenen en eieren worden per stuk aan de man gebracht. Ook kinderen worden ingezet om de nering aan de gang te houden. Laatst kocht ik een beha voor twee euro van een knulletje dat een kraam met beha’s beheerde. Toen ik er een pakte riep het jochie naar mij dat die niet de goede maat was. Hij pakte een andere maat. ‘Hier, deze past u.’ Hij had gelijk! Een jochie van hooguit 14, 15 jaar!
Er is van alles te koop. Zelfs levende kippen, eenden en konijntjes. Die wachten stilletjes in de brandende zon tot ze uit de kruiwagen gevist worden en ze weten instinctief dat protesteren geen zin heeft. Ik kan het niet goed aanzien, maar mijn man vermaant me regelmatig. ‘Niet mee bemoeien, ’s lands wijs, ’s lands eer. Dan moet je maar niet naar Spanje gaan!’ Hij heeft gelijk, maar ik blijf het heel naar vinden als zo’n levend konijntje óf aan de achterpootjes mee naar huis wordt gedragen óf in een netje wordt verpakt, zoals bij ons een kerstboom verpakt wordt. Veel Spanjaarden hebben nu eenmaal niet veel op met dieren. Een paar maanden voor de kersttijd verwisselen er talloze eendenkuikens, piepkleine konijntjes, biggetjes, kalkoenbaby’s van eigenaar. Ze worden gekocht voor een habbekrats en het enige is dat je ze eten moet geven tot aan de Kerst, dan ben je verzekerd van een lekker kerstmaaltje, in elk geval voor weinig geld.
Murcia
Even over Murcia, de hoofdstad van de provincie Murcia. De stad waar het gebeurt. “Het” is het stadsleven. Wat een beauty van een stad. Je mond valt open als je de kathedraal gewaar wordt. De rijkversierde voorgevel, de prachtige torens, het klokkenspel, de mooie poort en dan van binnen, zo puur en echt, je gaat er vanzelf fluisteren.
Murcia is niet echt toeristisch, al kom je wel toeristen tegen, maar Murcia is in principe voor de Murcianers. De stad ademt de sfeer van liefde, warmte, gezelligheid en knusheid door de kleine smalle straatjes. De Segura (rivier) kabbelt lustig voort en stinkt niet meer, zoals een aantal jaren geleden. De riolering voert nu de stinkende ellende af naar een zuiveringsinstallatie en dát was een goede investering.
Loop je wat door de straatjes, dan kom je langs het Casino. Een Moors paleis dat nog helemaal in stijl is. Je kunt het bezichtigen, wat een echte aanrader is. Er zijn prachtige zalen, onder meer een balzaal met zes grote kroonluchters, een dameszaal in zachte pasteltinten en veel spiegels, want de dames moesten zichzelf en elkaar natuurlijk vooral kunnen bekijken.
Er is ook een herenzaal die verboden voor vrouwen is, maar als je stiekem even een blik naar binnen werpt zal de verrassing groot zijn. De deftige, bijna statige oude heren van goede stand, die hier hun krantje lezen, willen hun rust. Waag het niet om er te praten, het levert je op z’n minst een boze blik op. In elk geval is het zeer zeker de moeite waard om te bezoeken en een audioguide te nemen, ook al moet ervoor betaald worden, echt doen!
Met Kerst werden wij gewaarschuwd door vrienden die in Schotland wonen. Zij hadden dáár op de televisie de kerstverlichting in Murcia gezien. Er was een heel programma gewijd aan de schoonheid van de stad en aan de weelderige kerstverlichting, zó geweldig mooi als die zou zijn. Reden voor ons om daar onmiddellijk naar toe te gaan. Nou zeg! Wat geweldig! Crisis? Niks crisis! Kosten noch moeite worden gespaard om de mooiste Kerstverlichting op te hangen en de prachtigste Kerststallen, de Spaanse Belèn, neer te zetten. Vooral die in het episcopaat (het woonpaleis van de bisschop) aan het plein van de kathedraal, die de hele patio vult. Je moet er wél wat voor over hebben, want er staat altijd een hele rij mensen te wachten om erlangs te kunnen lopen, maar het is de moeite waard!
Aan datzelfde plein staat het gemeentehuis. Nieuwe moderne bouwstijl met veel marmer, toch disharmonieert het niet. Wij vroegen aan de receptionist of we even op het balkon mochten staan. Volgens Rik Zaals boek “Spanje” mag dat af en toe, niet altijd, afhankelijk van de stemming van de receptionist. Het balkon is bereikbaar via de burgemeesterskamer. Vanaf die plek heb je een fabelachtig uitzicht over het plein. Wij hadden geluk, het mocht.
Zojuist had ik het over de kerstverlichting, maar dan moet ik ook vermelden hoe mooi de huizen die langs de Segura staan, worden geïllumineerd in de kersttijd.
Niet zo’n beetje, nee uitbundig, feestelijk. Of het mooi is? Smaken verschillen, maar het tooit de stad wel in feestelijke kleuren die prachtig in het water weerkaatsen.
Het beeld van een vrouw en verderop het beeld van een zwiepende walvisstaart die in het water staan, oogsten veel bewondering. De ‘madre mia’s’ zijn niet van de lucht.
Wij Hollanders zijn net als de Spanjaarden dol op Spaanse tapaatjes. Uiteraard zijn die in Murcia volop verkrijgbaar. Zeker rond het plein van de kathedraal, in de kleine straatjes. Heel jammer vinden wij het dat ons stam-tapa-tentje het laatste jaar een verbouwing heeft ondergaan. Ons gezellige bruine tentje, waar lege wijnvaten dienden als tafeltjes en waar je tamelijk ongemakkelijk, maar o zo gezellig zat op petieterige, wiebelende krukjes, bestaat niet meer. De leuke historische prenten van Spaanse traditionele spelen aan de muur, hebben plaats gemaakt voor schreeuwerige, foeilelijke reclameaffiches van Coca Cola of van een dikke hamburger met klodders mayonaise. Er staan nu formica tafeltjes en plastic stoelen. Wat jammer, we moeten dus op zoek naar een ander tapa-tentje, maar dat lukt in Murcia vast en zeker.
Het plein van de kathedraal is overigens een soort ontmoetingsplaats van de Murciaanse bevolking. Aan de linkerkant rijgen de gezellige terrasjes zich aaneen, aan de rechterkant staat het paleis van het episcopaat. Tijdens de processies in de Semana Santa, schuiven de beeldengroepen tot onder het balkon waar vanaf de bisschop het gebeuren gadeslaat. Hij neemt er de tijd voor om de beelden en de dragers te zegenen.
Tijdens die processies zijn daar duizenden mensen bijeen, alle lichten op het plein gaan uit. Het plein wordt dan enkel verlicht door de fakkels van de processiegangers, die veelal op blote voeten lopen. Je kunt er een speld horen vallen, alleen het monotone gedreun van de trommels verbreekt de stilte, heel zachtjes. Wij maakten mee dat er een zangkoor zevenstemmig begon te zingen te midden van de grote mensenmenigte. Zo zuiver, zo devoot….. kippenvel! Dit maakte op mij grote indruk en ik kan iedereen aanraden om op Goede Vrijdag deze processie bij te wonen.
Ik heb het nog niet gehad over de interessante musea in Murcia. Daar zal ik kort over zijn, al is er veel over te vertellen. Kijk maar liever op internet, daar worden ze genoemd. Een uitzondering wil ik maken voor het Museo de Salzillo met de bijbehorende Iglesias de Jesús y de San Andrés. Het is een bijzonder museum, beslist de moeite waard. Het museum is gewijd aan beeldhouwer Francisco Salzillo (1707 – 1783) die als een van de grootste snijders van gepolychromeerde houten processiebeelden wordt gezien. Ook hangen er prachtige gewaden en staan er beeldengroepen opgesteld die in de processie op Goede Vrijdag in de stoet worden gedragen. Ook zijn er de hoorns en trommels waarmee tijdens de processie de muziek gemaakt wordt. Een videofilm laat zien hoe het er tijdens die dag toegaat. Een aanrader!
Op de eerste zaterdag van de maand mei moet je in Abanilla zijn. Het dorpje drie kilometer vanaf Fortuna. Een schattig dorpje, oud, sfeervol met een bijzonder spannend deel boven op de berg waar Abanilla tegenaan gebouwd is. Hoog boven Abanilla torent een levensgroot Christusbeeld dat de stad in de diepte zegent. Van verre is het al te zien. Het beeld staat in een plantsoen met exotische planten, grote vetplanten en uitheemse gewassen, al laat het onderhoud tegenwoordig enigszins te wensen over. Vanaf dat punt heb je een verrukkelijk uitzicht over de wijde omgeving.
Op de eerste zaterdag van de maand mei wordt het feest van de Moren en Christianen gevierd. Het hele dorp lijkt daaraan mee te doen. Alle verenigingen uit de provincie, groepen en muziekgezelschappen vormen met elkaar één hele lange kleurrijke stoet. De groepen zijn in oogverblindende gewaden gehuld, zowel de mannen als de vrouwen. De kostuums zijn tot in de finesses uitgewerkt. Rijke versierselen, kostbare stoffen en fantastische sieraden. De groepen dansen in cadans langzaam naar voren. De heren knagend aan een grote sigaar, de vrouwen als marketentsters, kronkelend en dansend door de straten van het dorp dat afgeladen is met bezoekers en toeschouwers. Zeer de moeite waard.
Het plaatsje Mahoya, vlakbij Abanilla, staat die week ook midden in de belangstelling. Het plaatsje is een stuk kleiner dan Abanilla, maar er is een kerkje aan een pleintje en een bar waar altijd wel een noeste arbeider te vinden is die even pauzeert. Een bonte menigte verzamelt zich langzaam op het plein voor de kerk, terwijl diverse muziekgezelschappen toeteren dat het een lust is. Honderden mannen houden een geweer in de aanslag en precies om 13.00 uur als de priester een teken geeft, komen al die geweren omhoog. Er wordt gericht en een oorverdovend geschiet, geknal, is in de wijde omgeving te horen. Het feest van de jacht en de jager wordt gevierd. Dat schieten in de lucht is de lol van het feest. Als je ziet hoeveel kruitdampen dat oplevert!
Geen hand voor ogen meer te zien. Het knallen en schieten gaat nog even door, maar als het ophoudt, dan komt de priester in actie. De hele goegemeente rept zich naar de kerk, waar de priester staat op een piepklein balkonnetje. Hij pakt demonstratief een rieten mand, zegent die eerst en opent de mand dan langzaam. Hij pakt er twee witte duiven uit, waarvan het de bedoeling is dat die omhoog gegooid worden en wegvliegen, maar op de dag dat wij er waren vielen de arme dieren in een rechte lijn naar beneden en waren ze hartstikke dood. Klein regiefoutje, de zegening bleek voor hen weinig nut te hebben gehad.
Na dit debacle, waar niemand zich ook maar iets van aantrekt, laten de heren hun geweren zegenen. Dat doen ze door hun petje naar de priester te gooien, die dompelt het petje in een bak wijwater, hij prevelt wat en gooit het druipende petje dan terug. De rechtmatige eigenaar haalt de vochtige pet langs het geweer, ziezo, gezegend. Ook weer goed. Sommigen geven in plaats van hun petje, een T-shirt, dat met dezelfde vaart door de priester wordt ondergedompeld. Geen probleem.
Zelfs sokken zag ik onderdompelen, het gaat om het idee, niet om het kledingstuk.
Na dit ritueel, dat een paar uur duurt, komen de vrouwen met manden aan hun arm. Manden vol met worsten, brood, kaas, ham, fruit, drinken en nog veel meer lekkers. De mensen strijken neer op het grasveldje tegenover het plein en dan is de herrie bijkans nog erger dan tijdens het knallen. Iedereen is vrolijk, lacht, zingt, danst en alles en iedereen kruipt bij elkaar om samen te eten.
Geweldig om te zien hoe mensen hier omgaan met alleenstaande ouderen, bijvoorbeeld. Ze worden gewoon betrokken bij de dingen die gebeuren. En natuurlijk eten ze mee.
Ik heb het nog niet gehad over het Pila gebergte. Twaalfhonderd meter hoog met een weerstation op het hoogste punt van 1259 meter. Maar voor je daar bent, heb je al aardig wat capriolen uitgehaald, want de weg erheen is behoorlijk stijgend, slecht en smal, maar zulke prachtige vergezichten. Hoe hoger je komt hoe meer uitzichtpunten je tegenkomt. Onderweg passeer je diverse gehuchten, die allemaal even schattig zijn. Klein, oud, niet zo keurig verzorgd, wel leven de bewoners heel close met elkaar. Als wij er voorbij tuffen op onze brommertjes kijkt men z’n ogen uit. Dát hebben ze nog nooit gezien. Twee ouwe mensen met grijze bolletjes op een snorfietsje dat ze niet kennen en dan zijn ze ook nog met korte broek en een fietshelmpje op! Geen gezicht!
We hebben meegemaakt dat een mevrouw haar man hard toeriep: Opschieten, opschieten, Juan, moet je kijken! De monden vielen open. Wel grappig.
Maar terug naar de tocht door het Pila gebergte. De flora en fauna mag beslist uniek genoemd worden voor deze streek. Er leeft uiteraard een verscheidenheid aan dieren, maar wat me laatst overkwam is het vermelden waard. Ik wandelde met ons nieuwe kleine hondje Laika op een kale vlakte en was me van geen gevaar bewust.
Laika hobbelde gezellig heen en weer en opeens zie ik een grote vogel boven haar cirkelen. Ik wreef mijn ogen eens uit en mijn vrees werd bewaarheid. Een grote vale gier loerde omlaag naar mijn wandelmaatje. Help! Zo’n gier ziet natuurlijk niet dat een hondje een hondje is, die ziet alleen een lekker hapje, een smakelijke snack, lopen.
Ik riep Laika terug, maar had geen riem bij me. Het kleintje zag geen gevaar en dartelde dus linksom en rechtsom. De gier volgde haar ontegenzeglijk. Ik begon breeduit zwaaiend naar de gier te schreeuwen.‘Kst, kst, hoepel op!’
Belachelijk natuurlijk en geen resultaat. Steentjes omhoog gooien hielp ook al niet. Wat was ik blij dat ik daar helemaal in mijn eentje liep, want wat zouden mensen wel niet gedacht hebben als ze daar zo’n raar persoon hadden gezien, korte broek aan, luid krijsend in de lucht zwaaiend, steentjes gooiend en rare bewegingen makend, het zal een achterlijk tafereel geweest zijn.
Uiteindelijk besloot ik het hondje op te tillen en hem dicht bij me te houden. Dát hielp, de gier zwenkte af en weg was hij. Het hondje mocht weer met vier pootjes op de grond staan in de hoop dat de leguaan die ik vorige week zag, hem met rust zou laten en dat de grote slang die als een tuinslang in elkaar gedraaid onder de brem lag, niet van honden houdt. Tjonge, Spanje, een land vol gevaren voor kleine hondjes.
Thuisgekomen vertelde ik dit angstige avontuur aan de buren. Hun antwoord stelde me zeker niet gerust: zij hadden al twee honden verloren door gif dat door onverlaten was gedeponeerd in het veld. ‘Het gif wordt neergelegd om vossen een beetje in toom te houden, anders vermeerderen die zich ongebreideld’.
Dat zoiets ongecoördineerd gebeurt, is Spaans, bedenk ik. Geen plan, geen systeem, geen strategie, nee hoor, niets.
Nieuwe hond
U heeft het goed gelezen, we hebben dus een nieuw hondje, ondanks ons stellige voornemen om nooit meer een hondje te nemen. We hielden zóveel van ons eerste verschoppelingetje, Castill, zóveel kun je echt niet van een nieuw hondje houden, dachten wij. Maar na een jaartje begon het huisje toch wel erg leeg aan te voelen.
Nergens een kwispeltje, nergens een blafje. ‘Zullen we eens naar die mevrouw gaan, die zielige hondjes opvangt?’ Mijn man kijkt me vragend aan. Ik weet niet wat ik hoor, we zouden er toch niet meer aan beginnen? Mijn man grijnst, hij weet: wat hondjes betreft kan hij mij met een natte vinger lijmen. ‘Ach, kijken kan geen kwaad.’
De honden-opvang-mevrouw heet Eileen, ze blijkt een super lieverd te zijn met een berengroot hart voor honden. Ze heeft haar hele bestaan in dienst gesteld van stakkertjes. Honderd zwerfhonden, mishandelde honden, zieke honden, afgedankte exemplaren, weggeschopte en verguisde schatjes zitten daar in hokken.
Hokken die haar man (aannemer) gebouwd heeft. Samen bekostigen ze alle zorg voor de dieren en samen doen ze wat ze kunnen om ze een beetje vreugde te bezorgen.
Ik bewonder Eileen. Nooit op vakantie? Nooit een dag voor jezelf? Alleen maar hondenpoep opruimen? Altijd in het geblaf zitten? Eileen knikt. ‘Ja, zo is het. Ik kan niet anders!’
Ze leidt ons rond en ik zie tweehonderd hoopvolle oogjes, die me smekend aankijken.
‘Neem mij, neem mij,’ lijken ze te roepen.Ze wachten soms al jaren vergeefs op een liefdevol thuis. Ik smelt en wil ze allemaal wel, maar mijn man ziet eigenlijk alleen maar een klein hondje achteraan in een hok met vier andere boefjes. Scheef kopje, rustig smekend kijkend, geen blafje, geen kwispeltje. Het is een teefje en ze is duidelijk uitgeput. Hoe lang is zij hier al, vragen wij. Ze blijkt bijna drie jaar geleden halfdood binnengebracht te zijn. Gewond, kapot, en desolaat. Ze was overduidelijk uit een auto getrapt door een vorige eigenaar die er genoeg van had. Veel Spanjaarden geven hun kinderen voor hun verjaardag een puppy cadeau. Dat is leuk natuurlijk, maar na twee jaar is de lol eraf en dan zijn er echt wel Spanjaarden die in staat zijn om hun hondje op deze barbaarse manier kwijt te raken.
Dit hondje was dus ook achter de auto aangerend, niet totdat ze niet meer kon, nee, totdat ze erbij neerviel! Dat gebeurde dus ook letterlijk. Van haar voetzooltjes was nog maar weinig over. Ik kijk naar haar en zie het drama voor me. ‘Vind je dit hondje wat?’ Mijn man kijkt mij vragend aan, waardoor ik me langzaam losmaak uit deze horrorfilm.
Ik vind al die hondjes met hun achtergrondverhalen wel “wat”, maar mijn man valt als een blok voor dit kleintje. Die nemen we dus mee en nu vertroetelen we haar veel te veel. Het voelt als “goedmaken” van het kwaad dat de mensheid de dieren aandoet.
En dan ons laatste Spaanse verhaal. Wij hebben voor het betalen van onze belasting-verplichtingen een zekere Juan in de arm genomen. Juan heeft een winkeltje in een straatje in Fortuna. Er zitten altijd Marokkanen en Latino’s, die daar hun auto’s laten registreren, aanmelden, overschrijven enzovoort. Wij vragen Juan om een berekening te maken van de belastingen, die we verschuldigd zijn en doen Juan daarmee een groot plezier. Weer eens iets anders dan oude aftandse auto’s overschrijven. We doen dit al vele jaren, betalen hem daar twintig euro per jaar voor en iedereen is tevreden. Vier jaar geleden ging het echter niet helemaal goed. Juan had ons honderddertig euro te veel laten betalen. Dat was niet zo leuk, maar Juan schreef onmiddellijk een brief aan de belastingdienst. Of ze die honderddertig euro alstublieft terug wilden betalen. Voorts ging hij persoonlijk naar de Hacienda om zijn fout toe te lichten. ‘Het komt goed,’ verzekerde hij ons. Maar ja, hij zei er niet bij wanneer.
De eerste twee jaren gingen we nog weleens langs om navraag te doen, maar er kwam geen cent terug, dus daar hielden we maar mee op. We lieten het erbij. Jammer dan.
Wat schetste onze verbazing toen we vorig jaar in Holland een griezelige aangetekende brief ontvingen, waarvoor ik maar liefst vier handtekeningen moest zetten. De envelop zag er angstaanjagend uit, met veel stempels, logo’s, plakkers, bah, ik werd er onrustig van. Wat zou dit zijn? Snel opende ik de envelop en zag direct iets van Hacienda en nog iets. ‘Juan heeft vast weer een fout gemaakt,’ schoot het door me heen en ik zag iets wat ik herkende in de brief, een bedrag van € 450. O wee, boete? Maar langzaam drong er iets anders tot me door: we krijgen het terug, niks boete. Ik pakte de telefoon en belde Juan. ‘Juan, wat is dit?’ Juan begon te juichen. ‘Het is het teveel betaalde bedrag van vier jaar geleden.’
Ik begreep er niets van, dit is veel meer dan de honderddertig euro. ‘Dat is met de rente over vier jaar!’ zei Juan. Nee toch? Zoveel rente krijg je niet eens van de bank. Tja, dat is ook Spanje. Soms gebeuren er wonderlijke dingen. Wij hadden het bedrag al afgeschreven, maar nee, wat je moet betalen, moet je betalen, maar wat je toekomt, dat krijg je. Zo zie je maar, ’s lands wijs, ’s lands eer, dat maakt het ook wel weer heel leuk. In elk geval vinden wij Spanje een heerlijk land waar we ons als een vis in het water voelen.