De grootschalige stroomuitval op 28 april in Spanje heeft het politieke debat over kernenergie in het land opnieuw doen oplaaien. Hoewel de exacte oorzaak van de storing nog wordt onderzocht, hebben de eerste vermoedens over de rol van hernieuwbare energiebronnen geleid tot vragen over de stabiliteit van het huidige energiesysteem.
Spanje heeft momenteel vijf actieve kerncentrales: Almaraz, Ascó, Cofrentes, Trillo en Vandellós. Volgens een overeenkomst uit 2019 tussen de overheid en energiebedrijven zoals Iberdrola, Endesa, Naturgy en EDP, is gepland dat deze centrales tussen 2027 en 2035 geleidelijk worden gesloten. Echter, deze sluitingsdata zijn niet bindend; bedrijven kunnen besluiten de operationele periode te verlengen, afhankelijk van economische overwegingen.
Energiebedrijven vinden dat ze te veel belasting betalen, vooral door de ‘Enresa-heffing’. Dat is een verplichte bijdrage voor het opruimen van kernafval en het sluiten van kerncentrales. Ze zeggen dat dit kernenergie minder winstgevend maakt, zeker nu zonne- en windenergie steeds meer worden gebruikt.
Premier Pedro Sánchez wil dat Spanje overstapt op volledig groene energie. Hij zegt dat kernenergie te duur is en dat het openhouden van centrales neerkomt op belastingvoordelen voor energieleveranciers, wat mensen uiteindelijk meer zou kunnen kosten.
Critici van het huidige energiebeleid wijzen op de betrouwbaarheid van kernenergie, vooral in tijden van crisis. Ze stellen dat kerncentrales een stabiele energievoorziening kunnen bieden, ongeacht weersomstandigheden, en pleiten voor heroverweging van het sluitingsplan.
De toekomst van kernenergie in Spanje wordt weer veel besproken. De regering wil alleen nog groene energie, maar sommigen vragen zich af of kerncentrales nodig blijven om genoeg stroom te hebben.