MADRID – Elk jaar op 16 juli viert men de Internationale of Werelddag van de Slang. Wereldwijd zijn er meer dan 3.000 soorten slangen en veel mensen zijn er bang voor. Feit is echter dat bijna alle slangen banger voor mensen zijn dan andersom. Van het totaal zijn slechts 375 slangen giftig en de meeste leven niet in Spanje of Europa maar in Azië en Australië. Maar welke giftige en niet giftige soorten slangen komen voor in Spanje?
Of je slangen nu eng vindt of niet, het blijven fascinerende dieren en op 16 juli worden ze op veel plaatsen op de wereld vereerd en aanbeden want dan viert men de Werelddag van de Slang. Ook in Spanje staat men stil bij deze dag want ook in Spanje komen slangen voor. Slangen heten zowel ‘serpiente’ als ‘culebra’, namen die in het Spaans door elkaar gebruikt worden maar blijkbaar zijn alle ‘culebras’ ook ‘serpientes’ maar zijn niet alles ‘serpientes’ ook ‘culebras’. Andere veel gebruikte Spaanse woorden voor slang zijn ‘víbora’; ‘cascabel’ en ‘ofidio’.
In Spanje zijn 14 soorten slangen te vinden waarvan er 6 giftig en 8 niet-giftig zijn. Deze zijn echter niet dodelijk voor de mens en de kans op een beet van een giftige slang is 1 op de 13.300.000. Dood door een bijen- of wespensteek is waarschijnlijker. Maar hoor je iemand ‘serpiente’ roepen, kijk dan goed waar je je voeten zet. De ‘gevaarlijkste’ periode van het jaar is in de lente en de zomer, in de herfst en in de winter gaan of zijn slangen in hun winterslaap.
Giftige slangen
Cantabrische adder (víbora cantábrica)
De giftige Cantabrische adder leeft in Galicië, Castilië en Léon, de Cantabrische kuststreek, het Baskenland en het uiterste zuidwesten van Frankrijk. De slang kan 75 cm lang worden maar meestal is hij kleiner. Het patroon op zijn lijf kan verschillende vormen aannemen: hij kan een bruin zigzag patroon hebben met een beige of licht-beige rug; egaal bruin zonder patroon; gefragmenteerd zig zag patroon of twee lijnen patroon.
Wipneusadder (víbora de Lataste)
De giftige wipneusadder heeft maximale lengte van 75 cm maar de meeste exemplaren blijven kleiner. De adder heeft een driehoekige kop met de kenmerkende zachte omhoogstaande ‘hoorn’ op de neus. Verder is de slang te herkennen aan het typische vlekkenpatroon. Hij komt voor in het zuidwesten van Spanje en Portugal en noord westelijk Noord-Afrika.
Aspisadder (víbora áspid)
De giftige aspisadder is een bijzonder giftige adder. Is men gebeten, zoek dan onmiddellijk een dokter. De kleur is grijsbruin tot roodbruin met meestal smalle donkere strepen op de rug die soms neigen naar een V-vorm. De staart is kort, vooral bij de mannetjes die ook meer afstekende kleuren hebben dan de vrouwtjes. Zijn aanwezigheid in Spanje is beperkt tot de Pyreneeën.
Mutsslang (culebra de cogulla)
De giftige mutsslang is te herkennen aan de zwarte vlek in de nek, waaraan de Nederlandse naam te danken is. Het lichaam is 60 cm lange en grijsbruin van kleur met kleine zwarte vlekjes op de rug en een donkere tekening op de snuit. Hij leeft in zuidelijk Spanje waar hij een droge en warme biotoop zoals verstuivingen of open plekken in het bos verkiest. Het voedsel bestaat voornamelijk uit hagedissen, maar ook kleine knaagdieren en vogels worden bejaagd. Het is een typisch nachtdier dat overdag tussen muren en onder stenen schuilt en bij de schemering op pad gaat. De mutsslang is dus giftig alhoewel het gif niet zeer sterk is. Deze slang zal altijd proberen te vluchten.
Adder of de gewone adder (víbora común europea)
De giftige added of gewone adder is aanwezig in de meeste delen van Europa, inclusief Spanje. De adder bereikt een lengte van ongeveer 60 cm en heeft een relatief dik lichaam. De slang heeft een kenmerkende zigzag-tekening op de rug en heeft een driehoekige kop. Adders kunnen groen, bruin, blauwgrijs, roodbruin of zwart zijn ook de ogen kunnen goudkleurig, rood of groen zijn. Een adder zal een mens alleen aanvallen als hij zich bedreigd voelt. Bij een beet wordt ook gif ingespoten, het gif dient dus zowel om prooien te doden bij de jacht als voor de verdediging. Zijn beet is pijnlijk en gevaarlijk, speciaal voor kleine kinderen en ouderen. Zoek onmiddellijk een dokter. als je gebeten bent.
Hagedisslang (culebra bastarda)
De giftige hagedisslang wordt maximaal 200 cm lang, in het veld blijven de meeste exemplaren echter kleiner. Deze soort is eenvoudig te herkennen aan de ‘frons’; de uitstekende rand boven de ogen die de kop iets draakachtigs geeft. Ook de snuitpunt is meer omhoog gericht dan bij andere slangen en heeft meestal egaal groene tot bruine kleur met een gele of witte buik. De hagedisslang is giftig en heeft twee giftanden achter in de bovenkaak. Bij verstoring sist de slang. Hoewel het een giftige soort is, zal hij eerst proberen te vluchten in plaats van bijten. Het gif is niet zo sterk en de tanden zijn niet geschikt om mensen te bijten waardoor men er in de regel slechts rode plekken en zwellingen aan overhoudt.
Niet giftige slangen
Geelgroene toornslang (culebra verdiamarilla)
De niet-giftige geelgroene toornslang is te vinden in Spanje, Frankrijk, Zwitserland en Italië. De lengte van deze slang gaat van 150 tot 195 cm. Hij heeft een slank lichaam, een kleine kop en de grondkleur is zwartgroen met gele stippen. Deze slang leeft vooral op de grond, maar kruipt vlot over rotsen en struiken. De vindplaatsen zijn meestal droge en begroeide bossen, heuvels, struikgewassen en ruïnes. Overdag is hij zeer actief en het is een zeer agressieve slang, bijt hij dan laat hij niet snel los maar deze slang is dus niet giftig. Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit hagedissen, vogels, muizen en andere slangen.
Gladde slang (culebra lisa europea)
De niet-giftige gladde slang is een bedreigde en beschermde diersoort, het is dus verboden om ze te vangen of te doden. De gladde slang leeft in heel Europa. Hij is te vinden in droge en open hellende gebieden zoals bosranden, heidevelden en wegbermen, waar ze overdag op prooien jagen. De meeste exemplaren worden maximum 80 cm lang. Deze soort is niet giftig en niet agressief en vlucht liever dan hij bijt. De kleur is meestal lichtbruin tot -grijs met op de rug enkele naast elkaar gelegen rijen kleine vlekjes die soms samensmelten tot een (soms zigzag) streep.
Esculaapslang (culebra de Esculapio)
De niet-giftige esculaapslang heeft een maximale lengte van ongeveer 200 cm waarmee het een van de langere soorten is in Europa. De kleur is meestal donkergroen tot olijfgroen aan de bovenzijde en een beige tot gele buik. Deze soort is een uitstekende klimmer die ook wel op de bodem jaagt. De slang is zowel in bossen als graslanden te vinden. Het voedsel bestaat uit kleine zoogdieren en vogels, die eerst gewurgd worden en dan pas opgegeten.
Trapslang (culebra de escalera)
De niet-giftige trapslang dankt zijn naam aan het patroon van de jonge dieren dat aan een ladder doet denken. De tekening bestaat uit een dubbele streep aan weerszijden van de rug hebben met regelmatige verbindingsstrepen. De basiskleur is meestal bruingrijs tot crèmewit en de strepen meestal zwart. De trapslang wordt maximaal 160 cm lang. De leefomgeving bestaat uit zonnige en droge plekken met veel vegetatie, maar niet in het dichte bos maar aan de bosranden.
Adderringslang (culebra viperina/agua)
De niet-giftige adderringslang leeft in heel westelijk Europa. Deze soort is niet giftig en dus ook niet gevaarlijk voor de mens, hoewel de slang wel kan bijten. Het voedsel bestaat uit vissen, kikkers en padden. Deze soort kan dus goed zwemmen. Het leefgebied bestaat uit waterrijke bossen, poelen en vennen, bosranden maar ook in flinke begroeide vijvers wordt de slang aangetroffen. Adderringslangen zijn koper- tot lichtbruin met ronde zwarte vlekken die soms een dambordmotief vormen. De lengte is ongeveer 70 cm en soms iets langer. Door de kleuren lijken sommige van deze slangen erg veel op de gewone adder (Vipera berus) die dus wel giftig is.
Girondische gladde slang (culebra lisa meridional)
De niet-giftige girondische gladde slang is moeilijk van andere slangen te onderscheiden omdat het dier geen bijzondere kenmerken heeft. De basiskleur is meestal lichtgrijs tot lichtbruin, met op de rug een tekening van vage donkere strepen. Deze slang wordt tot 90 cm lang en is veel zeldzamer dan de ‘gewone’ gladde slang. Het dier is sinds enige tijd beschermd omdat de soort zeldzamer wordt. De habitat bestaat uit droge, open gebieden bij voorkeur met rotsen, ruïnes of oude muren. Deze soort eet voornamelijk hagedissen. Omdat het een nachtdier is, worden vooral gekko’s gegeten omdat de meeste gekko’s eveneens ‘s nachts leven.
Hoefijzerslang (culebra de herradura)
De niet-giftige hoefijzerslang is te vinden in Spanje, Sardinië, Griekenland en in Noord-Afrika. Hij is gewoonlijk 100 cm lang en heeft een vrij lange kop die aan de bovenzijde plat is en naar de nek toe breed uitloopt. De hoefijzerslang is geel of geel-grijs van kleur. Hij dankt de naam aan de hoefijzervormige tekening op de achterzijde van zijn kop. Deze soort jaagt vooral op vogels. Zonder veel moeite achtervolgt hij mussen en andere kleine vogels over de takken van de bomen. Ook klimt hij wel tegen de muren van huizen op, om de nesten onder de goot te bereiken en de jongen op te eten. Tevens voedt hij zich met kleine zoogdieren, en dan in het bijzonder met muizen. Deze slang is veel minder agressief dan de geelgroene toornslang. Hij bijt uitsluitend wanneer men te dichtbij komt.
Ringslang (culebra de collar)
De niet-giftige ringslang heeft een groot verspreidingsgebied in Europa en komt naast Spanje ook voor in de Benelux. De slang is ongevaarlijk en niet giftig voor de mens, zelfs bij bedreiging is een beet hoogst uitzonderlijk. De ringslang dankt zijn naam aan de gele vlekken aan weerszijden van de hals, net achter de kop. De ringslang kan een lengte bereiken van ongeveer 80 tot 140 cm, afhankelijk van het geslacht, de ondersoort en zelfs de geografische locatie. De slang voedt zich bijna uitsluitend met amfibieën, vooral kikkers maar ook de larven van salamanders en soms worden padden gegeten. Ook vissen en soms insecten worden gegeten.