In Spanje gebruikt men de olijf niet alleen voor de olie, maar ook voor wat er overblijft. Slechts 20% van de vrucht wordt geperst tot olijfolie. De andere 80% – een vochtige pulp die ‘alpeorujo’ wordt genoemd – wordt op slimme manieren hergebruikt. Eerst wordt deze natte massa gedroogd, zodat hij bruikbaar wordt voor allerlei toepassingen.
Een groot deel van de resten wordt gebruikt als brandstof. Vooral de olijfpitten en ‘orujillo’ – een bijproduct van het persen – worden omgezet in biomassa. Die biomassa gaat naar energiecentrales om stroom op te wekken. In een fabriek in Puente Genil (Córdoba) wordt een deel van die energie zelf gebruikt, de rest gaat naar het elektriciteitsnet.
Daarnaast wordt het alpeorujo vermengd met andere organische resten zoals slib, mest en vaste afvalstoffen. Na een fermentatieproces ontstaat hieruit compost, dat dient als meststof voor landbouwgrond. In sommige gevallen wordt deze compost ook verkocht als brandstof voor verwarmingssystemen in sportcentra.
Het maken van orujo-olie is belangrijk voor de Spaanse economie. Ongeveer 18.000 mensen werken in deze sector, verspreid over 50 fabrieken en 9 olieraffinaderijen in regio’s zoals Andalusië, Castilla-La Mancha en Catalonië. In het oogstjaar 2023-2024 werd er voor ruim 860 miljoen euro aan producten verkocht. Er werd ook bijna 28 miljoen liter orujo-olie geproduceerd, 46% meer dan het jaar ervoor.
Orujo-olie is ook belangrijk voor de export. Spanje verkoopt ongeveer 80% van deze olie aan meer dan 130 landen. In 2023-2024 bracht dat meer dan 425 miljoen euro op. Italië, de VS en Mexico kopen het meeste. Ook in Spanje zelf groeit de verkoop: 29% meer dan het jaar ervoor.
Behalve voor energie en mest wordt het olijfafval ook gebruikt om biodiesel, cosmetica en zeep te maken. Zo gaat er bijna niets verloren. De olijf is daardoor een goed voorbeeld van hergebruik, waarbij afval zoveel mogelijk wordt vermeden.