Het Vaticaan is momenteel onzeker door de gezondheid van paus Franciscus. De 88-jarige paus herstelt van een dubbele longontsteking en krijgt zorg in het Gemelli-ziekenhuis in Rome. Terwijl er ind e pers gespeculeerd wordt over mogelijke opvolgers, bekijken we de mogelijke Spaanse kandidaten en de geschiedenis: hoeveel Spaanse pauzen zijn er geweest?
Hoewel zijn toestand volgens het Vaticaan “stabiel” is, heeft deze situatie geleid tot speculaties over een mogelijke opvolging. Ondanks dat kardinaal Pietro Parolin, de staatssecretaris van het Vaticaan, deze geruchten als “nutteloze speculaties” heeft bestempeld, worden er in kerkelijke kringen al namen genoemd van potentiële opvolgers.
Naast internationale kandidaten zoals Matteo Zuppi uit Italië, Luis Antonio Tagle uit de Filipijnen en Péter Erdő uit Hongarije, worden ook vijf Spaanse kardinalen genoemd als mogelijke opvolgers:
- Juan José Omella: De aartsbisschop van Barcelona en voormalig voorzitter van de Spaanse Bisschoppenconferentie. Omella staat bekend om zijn nauwe band met paus Franciscus en zijn steun voor hervormingen binnen de kerk.
- Carlos Osoro: De emeritus aartsbisschop van Madrid en een invloedrijke figuur binnen het Spaanse katholicisme. Zijn pastorale ervaring en nabijheid tot de paus maken hem een potentiële kandidaat.
- Antonio Cañizares: Voormalig aartsbisschop van Valencia en ex-prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten. Daarnaast is hij lid van de Koninklijke Academie voor Geschiedenis.
- Luis Francisco Ladaria Ferrer: Emeritus prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer.
- Ricardo Blázquez: Emeritus aartsbisschop van Valladolid en voormalig voorzitter van de Spaanse Bisschoppenconferentie.
Het is belangrijk om te weten dat een paus, volgens het Canoniek Recht, vrijwillig en formeel kan aftraden, meestal schriftelijk. Er is momenteel geen officiële bevestiging dat paus Franciscus overweegt af te treden, maar zijn recente gezondheidsprobleem heeft geleid tot gesprekken over een mogelijke opvolger. Als een paus aftrad, wordt er een conclaaf bijeengeroepen om een nieuwe paus te kiezen, zoals in 2013 na het aftreden van paus Benedictus XVI.
De komende dagen zullen cruciaal zijn voor zowel het herstel van paus Franciscus als voor de toekomstplannen van het Vaticaan. De wereldwijde katholieke gemeenschap volgt de ontwikkelingen nauwgezet, in afwachting van verdere officiële mededelingen.
Spaanse pauzen
Spanje heeft een rijke geschiedenis binnen de katholieke kerk, en door de eeuwen heen hebben tien pausen van Spaanse afkomst de zetel van Sint-Pieter bekleed. Hun invloed varieerde van grote hervormingen tot beruchte politieke intriges, en hun verhalen weerspiegelen de complexe relatie tussen Spanje en het Vaticaan.
De eerste Spaanse paus, Damasus I (366-384), regeerde in de vierde eeuw, een tijd waarin het christendom nog volop in ontwikkeling was. Hij speelde een sleutelrol in het versterken van de kerk en het verspreiden van de Vulgaat, de Latijnse Bijbelvertaling van Hiëronymus. Zijn opvolger, Siricius (384-399), zou de traditie van het priestercelibaat officieel vastleggen, waarmee hij de fundamenten legde voor een kernprincipe van het katholieke priesterschap.
Gedurende de middeleeuwen bleef Spanje zijn stempel drukken op de kerk. Innocentius I (401-417) en Bonifatius I (418-422) waren mogelijk van Spaanse afkomst en hielpen de autoriteit van de paus te verstevigen in een tijd van politieke instabiliteit. Maar het was pas in de veertiende en vijftiende eeuw dat Spaanse pausen echt in het centrum van de kerkelijke macht stonden. Benedictus XIII (1394-1423), geboren als Pedro de Luna, werd een symbool van het Westers Schisma, een periode waarin meerdere pausen tegelijkertijd claimden de rechtmatige leider van de kerk te zijn. Uiteindelijk werd hij als tegenpaus beschouwd, waardoor zijn erfenis eerder omstreden dan glorieus was.
De meest beruchte Spaanse paus, Alexander VI (1492-1503), afkomstig uit de invloedrijke Borgia-familie, kwam in 1492 op de troon. Zijn pontificaat werd gekenmerkt door nepotisme en politieke intriges, maar ook door een van de belangrijkste verdragen in de geschiedenis: het Verdrag van Tordesillas. Dit document verdeelde de wereld in Spaanse en Portugese invloedssferen, wat de weg vrijmaakte voor de immense koloniale expansie van Spanje.
Tegen het einde van de renaissance volgde Urbanus VII (1590), die slechts dertien dagen paus was voordat hij stierf aan malaria, het kortste pontificaat in de geschiedenis. De laatste Spaanse paus, Benedictus XIII (1724-1730), regeerde in de achttiende eeuw. Hij probeerde hervormingen door te voeren en de corruptie binnen de kerk tegen te gaan, maar ondervond veel weerstand binnen het Vaticaan.
Sindsdien heeft Spanje geen paus meer voortgebracht, maar de invloed van deze tien pausen blijft voelbaar in de geschiedenis van de kerk. Nu de naam van vijf Spaanse kardinalen genoemd wordt als mogelijke opvolgers van paus Franciscus, zou Spanje na bijna drie eeuwen opnieuw een paus kunnen leveren.