MADRID – Op 13 november 2002 leed de olietanker Prestige schipbreuk voor de kust van de deelstaat Galicië met als gevolg een van de grootste zo niet de grootste natuur- en milieurampen van Spanje. Het vergaan van deze olietanker en de daaruit voortvloeiende stroom olie die de zee en de kust van Galicië ter hoogte van Kaap Finisterre behoorlijk vervuilde door toedoen van de vele foute beslissingen van de toenmalige Aznar regering zorgden voor een politiek conflict waar de Partido Popular niet ongeschonden uit kwam.
Vandaag is het 20 jaar geleden dat deze natuurramp zich voltrok voor de kust van Galicië, maar de Spanjaarden zijn deze ramp zeker niet vergeten. Tot op de dag van vandaag is er een officiële stilte binnen de politiek over deze milieuramp en nog steeds wachten de regionale autoriteiten op de vergoeding van de toen gemaakte kosten. Na de ramp werd de kapitein van de Prestige als zondebok bestempeld waarmee vele andere duistere zaken verdoezeld werden.
De ramp
De Prestige was een olietanker die op 13 november 2002 schipbreuk leed voor de kust van de Spaanse provincie Galicië, ter hoogte van Kaap Finisterre. De Prestige verging op 19 november 2002 nadat de Spaanse autoriteiten weigerden het schip de kust verder te laten naderen. Tegen het advies van kapitein Apostolos Mangouras en de Nederlandse bergingsmaatschappij Smit Internationale in werd het schip verder de Atlantische Oceaan op gesleept, waar het uiteindelijk in tweeën brak en zonk.
Minstens 11.000 ton ruwe olie kwam in de Atlantische Oceaan terecht. Voor Galicië betekende de schipbreuk een ecologische en een economische ramp. Uiteindelijk werd er een visverbod afgekondigd voor een kustlengte van meer dan 900 kilometer. Hierdoor kwamen vissers en degenen die in de toeleverende en afnemende industrieën werkten geheel of gedeeltelijk werkloos. Ook de toeristenindustrie kreeg een flinke klap te verwerken.
De ramp versterkte echter ook het gevoel van nationale eenheid in Galicië. Binnen de protestbeweging Nunca Máis (Galicisch voor Nooit weer), die naar aanleiding van de ramp ontstond, verenigden zich culturele, politieke en ecologische organisaties. Na de ramp raakte de overheid onder leiding van minister-president Aznar (PP) in conflict over onder meer de kosten van de berging, de kosten van de verwerking van de bijeengeraapte en uit het schip gezogen olie.
Verloop van de ramp
Het schip was vertrokken uit Sint-Petersburg, en voer via Letland met een lading van twee soorten stookolie. Het vlakwater-buigend moment bedroeg toen 43% van wat toelaatbaar is. In de middag van 13 november voer het schip in zwaar weer in de buurt van Kaap Finisterre. Nadat een vibratie werd gevoeld, viel het schip zo’n 24 graden over stuurboord. Om dit te veroorzaken moeten twee ballasttanks aan stuurboord zijn volgelopen. Dit leverde een vlakwater-buigend moment op van 125%. Ondanks deze overschrijding van het maximaal toelaatbare, had het schip in deze conditie intact kunnen blijven. Om het schip terug te ballasten, vulde kapitein Mangouras twee tanks aan bakboord, waarna het schip nog een helling van 3 tot 5 graden over stuurboord had. Het vlakwater-buigend moment was nu toegenomen tot 154%. Om dit te kunnen weerstaan, moest het schip uit het zware weer om zo het golfbuigend moment te reduceren.
De Griekse kapitein wilde daarom een Spaanse haven binnenlopen, maar de autoriteiten weigerden dit en bevalen hem koers te zetten naar Frankrijk. De Franse autoriteiten verboden de toegang en bevalen hem koers te zetten naar Portugal. De Portugese marine versperde de doorgang naar Portugese wateren. Uiteindelijk hield het schip het onder deze zware overbelasting nog zes dagen vol, waarna het op 19 november 2002 in tweeën brak op 100 zeemijl van de Spaanse en Portugese kust.
Zondebok
Kapitein Mangouras werd direct gearresteerd nadat hij veilig in Spanje aan wal werd gebracht. Vervolgens werd hij drie maanden opgesloten en pas na betaling van een borgsom van drie miljoen euro vrijgelaten, op voorwaarde dat hij zich dagelijks bij de Spaanse politie meldde. Hij mocht Spanje enige jaren niet verlaten en mocht daarna terugkeren naar Griekenland waar hij huisarrest kreeg in afwachting van het proces. In 2013 werd Mangouras vrijgesproken. Op 26 januari 2016 werd hij echter door de hoogste rechtbank veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens roekeloosheid.