Na de bosbrand tussen de Catalaanse dorpen Colera en Portbou aan de Costa Brava is het opnieuw duidelijk. De extensieve veeteelt en de teelt van bepaalde gewassen hebben een preventieve functie bij het inperken van zware bosbranden. Wat is er precies aan de hand?
Na de bosbrand die 573 hectare in as legde tussen de dorpen Colera en Portbou (Alt Emporda) trekt de Catalaanse brandweer een aantal belangrijke conclusies. De koeien en geiten die in bepaalde bosrijke gebieden grazen, maakten een belangrijk verschil in de strijd tegen het vuur. Jarenlang al ziet de Catalaanse overheid (la Generalitat) de extensieve veeteelt als een bondgenoot in de strijd tegen het vuur.
Preventief heeft de brandweer altijd een belangrijke taak. Er wordt een netwerk van strategische wegen vastgelegd en men bepaalt waar water en brandstof kunnen worden opgehaald. Ook worden zogezegde ‘rebaños de fuego’ (kuddes van vuur) gebruikt. Dat zijn dieren die worden ingezet op strategische punten. Ze eten er de onderste laag vegetatie op en vertragen zo de vlammen wanneer er effectief brand uitbreekt.
“De herders helpen ons. Het vee graast de fijne grassen weg, en het zijn vaak die grassen die het vuur verspreiden. Het vuur brandt zo met minder intensiteit en we kunnen sneller ons werk doen”, zo vertelt de subinspecteur van de Catalaanse brandweer, Edgar Nebot. Bij de brand tussen Colera en Portbou speelden twee begraasde zones een belangrijke rol in de strijd tegen het vuur. In Catalonië zijn er 45 veehouderijen die op die manier aan preventieve begrazing doen.
Naast de veehouderij helpt bovendien ook de teelt van bepaalde gewassen. Amandelbomen, olijfbomen of wijngaarden bijvoorbeeld. Zij versnipperen het landschap in minder brandbare stukken en vermijden zo dat het vuur grotere proporties aanneemt.