Voor het eerst sinds 100 jaar gaan de Spanjaarden met pensioen op hun 65e

Voor het eerst sinds 100 jaar gaan de Spanjaarden met pensioen op hun 65e
beeld: via canva.com
Let op: Dit bericht is meer dan zes maanden oud. Informatie hierin kan verouderd zijn.

In 1919 werd de eerste wettelijke pensioenleeftijd op 65 gelegd. De effectieve gemiddelde pensioenleeftijd daalde sindsdien. Nu zit ze echter weer in stijgende lijn, voor het eerst in een eeuw komen we weer bij 65 jaar uit.

Vanaf 1919 dateert het Spaanse pensioensysteem al. Toen heette het nog de Retiro Obrero Obligatario (de verplichte terugtrekking der werknemers), een systeem dat werd ingevoerd onder de liberale regering van de Graaf van Romanones. Op dat moment was de pensioenleeftijd 65 jaar. Een beetje cynisch, omdat een groot deel van de bevolking nooit die leeftijd haalde. Een eeuw later is de levensverwachting al 83 jaar, maar een groot deel van de mensen gaat wel op pensioen voor hun 65e.

De effectieve pensioenleeftijd is de gemiddelde leeftijd waarop iemand na een lange carrière op pensioen gaat. Het is pas in 2023 dat die effectieve pensioenleeftijd terug is gestegen tot 65 jaar. Om precies te zijn, ligt ze op 65 jaar en een aantal dagen.

De wettelijke pensioenleeftijd ligt dan weer op 66 jaar en 4 maanden. Die wettelijke pensioenleeftijd is de leeftijd waarop iemand met pensioen is om een volledig pensioen op te strijken. De verwachting is dat die in 2027 al zal zijn opgetrokken tot 67 jaar.

Er zit dus nog een verschil van 1 of 2 jaar tussen de gemiddelde effectieve pensioenleeftijd in Spanje en de wettelijke pensioenleeftijd. De pensioenhervorming van 2021 zal dit nog moeten rechttrekken, grotendeels door de vervroegde pensioenen te verminderen en/of mensen langer aan het werk te houden.

Het spel van beloningen en straffen om de carrière van de Spanjaarden te verlengen werpt zijn vruchten af. Vooral in de niet vrijwillige vervroegde pensioenen ziet men een verandering. Bedrijven gebruiken dat pensioen om van hun oudste werknemers verlost te raken. In 2021 vormden zij nog 7% van de vervroegde pensioenen, nu gaat het nog slechts om 4,4%. De vrijwillige vervroegde pensioenen daalden dan weer van 20% tot 18,7%, de uitgestelde pensioenen stegen van 4,8% tot 8,2%.