De historische onderzoeken spreken over een grote hoeveelheid verkeer die er was in de steden van het Romeinse Rijk in Italië en in Spanje Er waren verschillende soorten voertuigen in gebruik voor het dagelijkse vervoer en voor langeafstandsreizen. Een van die voertuigen, carpentum, kan zelfs omschreven worden als een primitieve camper omdat deze de mogelijkheid had om erin te slapen, al was dit alleen weggelegd voor vrouwen in de hogere sociale klasse. De behoefte aan mobiliteit is dus niet iets van deze tijd. Ook in het oude Rome zocht men altijd naar de comfortabelste manier om van A naar B te komen, vooral voor de hogere klassen.
De eerste ‘persoonlijke voertuigen’ die dagelijks gebruikt werden in het oude Rome waren de lectica’s, vergelijkbaar met palanquins maar dan horizontaal. Het was een soort bed op 4 poten met aan de voor- en achterkant 2 draagstokken. De ‘motor’ waren meestal slaven, bekend als lecticarii.
Daarnaast waren er de basterna’s, met een vergelijkbaar concept, maar waarbij de persoon rechtop zat. Deze werden getrokken door 2 muildieren, 1 voor en 1 achter, want het onderstel had geen wielen. Een slaaf, de basternarius, stuurde de dieren.
Deze lectica’s en basterna’s werden dagelijks gebruikt in Rome. Ze hadden een opvallend kenmerk: de claxon of hoorn. Die diende ervoor dat voetgangers plaats maakten als de lectica of basterna voorbijkwam in de drukke straten. Een van de slaven moest luidkeels aankondigen dat de persoon eraan kwam. Zo werd de weg vrijgemaakt en tegelijkertijd toonde men zijn status en macht, wat in het oude Rome heel gebruikelijk was.
Voor langere reizen werden koetsen gebruikt voor 2 of meer personen. Deze hadden wel wielen, want anders was het onmogelijk om de lange afstanden in het immense Romeinse Rijk af te leggen. Er waren verschillende types beschikbaar.
Campers?
De essedum was het lichtste en werd vooral door boodschappers gebruikt. De cissium en carpentum hadden meer capaciteit en konden zelfs gebruikt worden om in te overnachten, als een soort camper. De plaustrum was vooral voor goederenvervoer.
De koetsen boden meer comfort dan de lectica’s en basterna’s. Ze hadden vering en zetels van leer of stof. Sommige waren zelfs voorzien van gordijnen en kussens voor meer luxe. De rijkere families lieten hun koetsen versieren met beschilderingen en beeldhouwwerk. Zo konden ze hun welvaart tonen tijdens hun reizen.
Romeinse drukte en files
Uit historisch onderzoek blijkt dat er in de Romeinse steden, en vooral in Rome zelf, enorm veel verkeer was. De straten stroomden over van voertuigen, dieren en voetgangers. Het lijkt erop dat er al sprake was van de ‘files’ zoals we die nu kennen.
In Rome was het een komen en gaan van lectica’s, basterna’s, koetsen en karren. De nauwe straten in de stad waren constant verstopt door al het verkeer. Men moest goed opletten om niet aangereden of omver gelopen te worden. Lawaai en stank beheersten de straten.
De Romeinse stadsontwerpers probeerden de drukte in goede banen te leiden door brede lanen aan te leggen en verkeer te scheiden. Er waren zelfs verhoogde voetpaden. Maar de enorme bevolking en het transportsysteem waren nauwelijks bij te benen.