23 april staat in Catalonië bekend als San Jorge waarbij de vrouwen rode rozen krijgen en de mannen een boek. Maar Catalonië is niet de enige autonome regio waar 23 april een feestdag is. Ook Aragón viert op 23 feest, want dat is de ‘Día de Aragón’ omdat Sint-Joris de patroonheilige is van het oude koninkrijk Aragón. Het is de regionale dag van de autonome regio Aragón waarbij er veel activiteiten zijn en de Aragoneses laten zien trots te zijn op hun regio en cultuur.
Officieel heeft de regionale feestdag de naam ‘El Día de Aragón’ waarbij deze elk jaar op 23 april ter ere van San Jorge gevierd wordt. San Jorge (Sint-Joris) is namelijk de patroonheilige van het (oude) koninkrijk Aragón. Het feest werd in 1461 door de Cortes van Aragón uitgeroepen tot een ‘eeuwig, gehouden, waargenomen en plechtig gevierd’ feest.
De populariteit van de ‘Día de Aragón’ is uitgegroeid tot een ‘Nationale Dag van Aragón’, waar inwoners hun ‘Orgullo Aragonés’ laten zien. Mensen hangen op deze dag meestal de vlag van Aragón aan de balkons van hun huizen, dragen T-shirts met iets wat verwijst naar de regio kopen en eten het traditionele dessert dat bekend staat als ‘El Lanzón’. Verder worden er overal in de autonome regioactiviteiten georganiseerd.
De relatie tussen Sint-Joris en Aragón begint in het jaar 1096, toen de heilige Sint-Joris zijn hulp aanbood aan koning Pedro I van Aragón bij de herovering van de stad Huesca in de slag bij Alcoraz. Dit patronaat werd officieel in het jaar 1461 toen de rechtbanken van Calatayud, bijeengeroepen door Juan II, het feest vaststelden door middel van de een jurisdictie, geschreven in het Aragonees.
Een eeuw later, in de Cortes de Monzón van 1564, werd de jurisdictie bevestigd, waarbij een boete van zestig ‘jaqueses’ salarissen werd vastgesteld voor degenen die geen feest vierden. Na de afschaffing van deze boetes en feestverplichting, werd op 10 april 1978, precies een dag na de oprichting van de Diputación General de Aragón als een pre-autonome instelling, unaniem door de parlementariërs aangenomen dat 23 april wordt uitgeroepen tot El día de Aragón.
Wat meer over Aragón
Aragón is een van de zeventien autonome regio’s (ook wel deelstaten genoemd) van Spanje. Ondanks dat Aragón 47.720 km² groot is, wat groter is dan heel Nederland (41.543 km²) en anderhalf keer zo groot als België (30.528 km²), wonen er ‘slechts’ 1,3 miljoen mensen waarvan het overgrote merendeel in de drie grootste steden Zaragoza, Huesca en Teruel, wat ook de provinciale hoofdsteden zijn van de gelijknamige provincies.
Het huidige Aragón was de kern van een middeleeuws koninkrijk dat in de 15e eeuw heel het oosten van Spanje beheerste en zijn invloed over het westen van de Middellandse Zee uitbreidde tot Italië en Griekenland. Het koninkrijk is rond 800 ontstaan met Jaca als eerste hoofdstad van Aragón. In 1035 werd het grote rijk van Sancho III van Navarra als aparte koninkrijken verdeeld onder zijn zonen. Zijn onwettige zoon Ramiro werd de eerste koning van Aragón. Gedurende de reconquista werd het koninkrijk uitgebreid in zuidelijke richting. Na in 1118 te zijn veroverd bij de Slag bij Zaragoza werd Zaragoza de nieuwe hoofdstad.
In 1137 ontstond door het huwelijk van koningin Petronella van Aragón met graaf Ramon Berenguer IV van Barcelona (heerser van Catalonië) de Kroon van Aragón. In de daaropvolgende eeuwen wisten de koningen van de Kroon van Aragón door veroveringen een groot deel van oostelijk Iberië en het Middellandse Zeegebied onder hun heerschappij te brengen; zij verwierven Valencia, Catalonië, Corsica en Sicilië.
In 1469 huwde koning Ferdinand II van Aragón met Isabella van Castilië. Uit de vereniging van de twee kronen ontstond Spanje. Gaandeweg raakten de kronen van Aragón en Castilië steeds meer met elkaar verweven en bleef het koninkrijk Aragón nog slechts in naam bestaan. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1707) werden titels, naamvoering en kroningen afgeschaft waardoor in feite het bestaan van het koninkrijk werd opgeheven.