De oudere generatie vormt een groot deel van de Spaanse samenleving. Helaas hebben veel gepensioneerden te maken met financiële uitdagingen. Ongeveer een half miljoen van de meer dan 9 miljoen gepensioneerden in Spanje ontvangen een gemiddeld bedrag van slechts 550 euro per maand, omdat ze niet minimaal vijftien jaar hebben bijgedragen aan de sociale zekerheid. Deze groep wordt ook wel de 452.203 premievrije gepensioneerden genoemd.
In april ontving elke niet-bijdragende gepensioneerde gemiddeld 517 euro, wat lager is dan de 523 euro die in maart werd uitbetaald. Deze daling komt door veranderingen in het aantal gepensioneerden. Hoewel er een algemeen bedrag is, kunnen individuele uitkeringen variëren op basis van factoren zoals economische integratie en het aantal begunstigden binnen dezelfde eenheid.
De gemiddelde maandelijkse uitkering voor niet-bijdragende arbeidsongeschiktheidspensioenen is iets hoger dan die voor ouderdomspensioenen, namelijk 568 euro (574 euro in maart). Dit komt doordat meer dan 35.000 begunstigden de 50% toeslag ontvangen vanwege de noodzaak van hulp van een ander persoon, zoals wettelijk bepaald.
Uit de statistieken van het Instituut voor Ouderen en Sociale Voorzieningen Imserso blijkt dat het profiel van de niet-bijdragende gepensioneerde voor ouderdomspensioenen voornamelijk dat van een Spaanse vrouw is, tussen de 70 en 74 jaar oud, die alleen woont of in een huishouden van 2 of 3 personen.
Hetzelfde beeld zien we bij de begunstigden van niet-bijdragende arbeidsongeschiktheidspensioenen: de meerderheid zijn vrouwen die alleen wonen of in een huishouden van 2 of 3 personen, met een erkende handicap tussen 65% en 74%, voornamelijk van psychische aard.
Met een gemiddeld bedrag van slechts 550 euro per maand is het voor deze gepensioneerden een ware uitdaging om te overleven. Bijna een half miljoen mensen is aangewezen op deze minimale uitkeringen, die ontoereikend zijn voor een menswaardig bestaan.
In 2024 is het algemene plafond voor niet-bijdragende pensioenen vastgesteld op 7251 euro per jaar. Dit bedrag is de maximale grens voor individuele uitkeringen, die echter vaak lager liggen. De individuele uitkeringen kunnen verschillen, afhankelijk van factoren zoals de economische eenheid waarin de gepensioneerde zich bevindt en het aantal begunstigden binnen die eenheid. Hoewel er een algemeen pensioenplafond is, zijn er dus variaties in de individuele uitkeringen.
Om in aanmerking te komen voor niet-bijdragende pensioenen, moeten mensen zich in een situatie van behoeftige bescherming bevinden en niet genoeg middelen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. Er zijn twee soorten niet-bijdragende pensioenen: ouderdomspensioenen, die worden ontvangen door 280.034 personen, en arbeidsongeschiktheidspensioenen, met 172.169 begunstigden.