Goed nieuws voor de Spaanse arbeidsmarkt. Het aantal jongeren tussen de 15 en 29 jaar die niet studeren en ook niet werken daalde sinds 2013 met 10%. Op dit moment beslaat die groep 12,3% van het totaal. Experts wijten dat toe aan een sterkere arbeidsmarkt en een daling onder vroege schoolverlaters.
12,3 %. Dat is volgens Eurostat de hoeveelheid Spaanse jongeren tussen 15 en 29 jaar die niet naar school gaan en ook geen baan hebben. In Spanje noemen ze die jongeren ook wel eens de “ninis”, van “ni estudian, ni trabajan” (Ze studeren niet en werken niet). Die naam heeft echter een negatieve bijklank en lijkt de schuld bij de jeugd zelf te leggen, terwijl het voor hen vaak gewoonweg niet eenvoudig was een stabiele baan te vinden.
Tijdens de crisis in Spanje piekte het aantal ninis op 22,5%. Het lage cijfer vandaag is in Spanje dan ook een historisch minimum. 0,4% minder dan vorig jaar en bijna 10% minder dan tien jaar geleden. Desondanks dat het cijfer wel nog steeds een beetje boven het Europese gemiddelde ligt (11,2%), is de tendens erg positief.
Niettegenstaande de verbetering blijft Spanje binnen de Europese Unie toch het land met de hoogste werkloosheid. Bij jongeren onder de 25 gaat het om 26,5%. De gemiddelde werkloosheid voor alle leeftijden ligt op 14,4%.
De 12,3 % jongeren die niet werken, noch studeren, ligt nog altijd een stuk hoger dan in bijvoorbeeld Nederland. Daar gaat het maar om 4,8% van de jongeren. Volgens Adria Junyent, secretaris van de jeugdafdeling van CC OO, vormen de Spaanse cijfers het bewijs dat “jongeren werken wanneer er werk is”.
Junyent zegt dat jongeren te snel worden bestempeld als lui wanneer ze niet werken, terwijl het vaak gewoon moeilijk is om aan een baan te raken. De verbetering wordt vooral toegeschreven aan de grondige hervormingen die de afgelopen tien jaar werden doorgedreven op de Spaanse arbeidsmarkt.