De Europese Unie (EU) wordt geconfronteerd met een toenemende vergrijzing, een trend die aanzienlijke gevolgen heeft voor de economie en de sociale structuren van de lidstaten. Volgens recente gegevens is het aandeel van de bevolking ouder dan 65 jaar in de EU gestegen tot 21%, wat betekent dat er nu meer ouderen zijn dan jongeren onder de 18 jaar, die bijna 20% van de bevolking uitmaken.
Deze demografische verschuiving is vooral merkbaar in Zuid-Europese landen zoals Italië, waar 24% van de bevolking ouder is dan 65 jaar, gevolgd door Portugal (23,9%) en Griekenland (23%). Ook Bulgarije (23,5%) en Finland (23,3%) hebben een aanzienlijk aandeel ouderen. Aan de andere kant hebben landen als Luxemburg, Ierland en Cyprus de laagste percentages ouderen, met minder dan 17% van de bevolking boven de 65 jaar.
Spanje heeft volgens deze gegevens 20,1% van de bevolking ouder dan 65 jaar. Dit is iets minder dan de 20,2% in Nederland, maar meer dan de 19,7% in België. Alle drie de landen liggen onder het EU-gemiddelde van 21,3%.
De toename van het aantal gepensioneerden en de afname van de jongere bevolking brengen uitdagingen met zich mee voor de duurzaamheid van de Europese welvaarts- en pensioensystemen. Een krimpende beroepsbevolking kan leiden tot lagere belastinginkomsten en hogere uitgaven voor gezondheidszorg en pensioenen, wat de economische groei kan belemmeren. Bovendien kan een tekort aan jonge werknemers innovatie en productiviteit negatief beïnvloeden.
In Spanje is de situatie vergelijkbaar met die in andere Zuid-Europese landen. Het land heeft een van de hoogste levensverwachtingen in Europa, met een gemiddelde van 83,2 jaar, wat bijdraagt aan de groeiende oudere bevolking.
Echter, slechts 4,9% van de recent gepensioneerden in Spanje blijft werken na hun pensionering, aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde van 13%. Dit lage percentage wordt deels toegeschreven aan regelgeving die het combineren van werk en pensioen ontmoedigt, hoewel de overheid hervormingen doorvoert om deze situatie te verbeteren.
De vergrijzing in Europa is het resultaat van verschillende factoren, waaronder een dalend geboortecijfer en een stijgende levensverwachting dankzij verbeterde levensomstandigheden en medische vooruitgang. In de afgelopen decennia is het aandeel ouderen in de EU aanzienlijk toegenomen, van 15,6% in 2000 tot 21,3% in 2022, terwijl het aandeel jongeren is afgenomen.
Om deze demografische uitdagingen aan te pakken, overwegen veel Europese landen hervormingen van hun pensioensystemen, zoals het verhogen van de pensioenleeftijd en het stimuleren van hogere geboortecijfers. In Denemarken is de pensioenleeftijd bijvoorbeeld vastgesteld op 67 jaar, terwijl in Nederland de pensioenleeftijd 66 jaar en 10 maanden bedraagt. In Spanje is de pensioenleeftijd momenteel 66 jaar en vier maanden, met plannen om deze tegen 2027 te verhogen tot 67 jaar.
Daarnaast zijn er initiatieven om de arbeidsdeelname onder ouderen te verhogen en de integratie van migranten te bevorderen om de beroepsbevolking te versterken. Het aanpakken van de vergrijzing vereist een geïntegreerde benadering die economische, sociale en gezondheidsaspecten omvat om de stabiliteit en het welzijn van de Europese samenlevingen te waarborgen.