MADRID – Diverse familieleden van personen die aan beide kanten van de strijdende partijen tijdens de Spaanse burgeroorlog zijn overleden hebben zich begin deze week verzameld bij de hekken van de Valle de los Caídos ofwel de Vallei van de Gevallenen op zo’n 40 kilometer van Madrid. De reden daarvoor is dat een rechter eindelijk opdracht heeft gegeven om grafnissen te openen op zoek naar de resten van de overleden soldaten en burgers.
Onderzoekers zijn op maandag begonnen met de werkzaamheden in de immense graftombe. Het is de eerste keer dat op verzoek van familieleden van gevallenen tijdens de Burgeroorlog en het Franco-regime de zogenaamde dodenvallei wordt opengebroken. De familie wil weten of het nog mogelijk is om lichamen te identificeren aangezien er meer dan 33.000 lichamen begraven zijn in hetzelfde massagraf waar ook de oud dictator Francisco Franco een rustplaats heeft gekregen.
De nabestaanden hebben een gerechtelijk bevel gekregen nadat daar ruim twee jaar over gevochten werd. Uiteindelijk heeft de rechter, ondanks de tegenwerking van de Kerk, de nabestaanden gelijk gegeven en zal er onderzocht worden of identificatie nog mogelijk is, de eerste keer in de huidige democratie.
Het gaat in dit geval om de familie Lapeña uit Aragón die op zoek is naar de lichamen van de broers Manuel en Ramiro die door soldaten van Franco werden doorgeschoten. Ook de familie Gonzalez is op zoek naar twee lichamen, in dit geval die van Pedro en Juan die aan de kant van Franco vochten en hoogstwaarschijnlijk ook op het massagraf in de dodenvallei terecht zijn gekomen.
De familieleden die op zoek zijn naar de verdwenen lichamen zijn niet alleen blij dat zij nu eindelijk een echte zoektocht kunnen beginnen maar zijn ook blij omdat hetgeen wat de rechter besloten heeft de weg opent voor anderen om ook op zoek te gaan naar de lichamen van overleden familieleden.
De Vallei van de Gevallenen
Het Monumento Nacional de Santa Cruz del Valle de los Caídos (Het Heilige Kruis van de Vallei der Gevallenen) bevindt zich circa 40 kilometer ten noorden van de Spaanse hoofdstad Madrid. In 1940, een jaar na het einde van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), besloot de junta onder leiding van dictator Franco tot de oprichting van een monument ter ere van de slachtoffers van deze oorlog. 46.000 mensen werden er begraven, ook republikeinen voor zover kon aangetoond worden dat ze katholiek waren. In 1941 werd met de bouw begonnen; het geheel kwam gereed in 1959.
In de rotsen werd een gigantische kerkruimte uitgehouwen, in totaal 260 meter lang en 22 meter breed. 200.000 ton graniet werd uitgehakt en met dynamiet opgeblazen om deze ruimte te creëren. De omstandigheden van de bouw, het al of niet inzetten van dwangarbeiders en hun aantal, de arbeidsomstandigheden voor de gevangenen, het aantal verongelukte arbeiders blijven tot op heden een hevig strijdpunt. De meeste publicaties zijn sterk ideologisch gekleurd en de getallen lopen sterk uiteen, afhankelijk van het kamp van de schrijver of commentator.
Ley de Memoria Histórica
Het hedendaagse Spanje, dat met de Ley de la Memoria Histórica uit 2006 beslist heeft alle monumenten en straatnamen ter ere van prominenten uit de tijd van dictatuur uit het straatbeeld te verwijderen, zit met dit monument voor het nationaal katholicisme in de maag. Enerzijds wil de wet ertoe bijdragen dat de honderdduizenden doden die overal in anonieme massagraven begraven liggen geïnventariseerd en geïdentificeerd worden en anderzijds wil ze afrekenen met dit pijnlijke verleden. In tegenstelling tot andere dictaturen (nazi-Duitsland, Argentinië, Zuid-Afrika) was er in Spanje nooit een Commissie van de Waarheid opgericht om de misdaden van het regime te beschrijven.