MADRID – Sinds 1 januari 2019 bestaat de Euro precies 20 jaar. In 1992 werd in Maastricht besloten dat er een Europese muntsoort zou komen die sinds 4 januari 1999 bij de koersen van aandelen, obligaties en opties aan de beurs in euro’s als officiële muntsoort wordt weergegeven. Er moest echter tot 1 januari 2002 gewacht worden voordat men ook in Spanje moest overschakelen naar de nieuwe Europese muntsoort en langzaamaan afscheid moest nemen van de peseta.
Op 31 december 1998 werden de onderlinge wisselkoersen tussen de euro en de valuta van de toen elf deelnemende landen definitief vastgelegd. Sinds 1 januari 1999 is de euro een officieel feit. Vanaf die datum waren de nationale bankbiljetten en munten van de landen die de euro hadden aanvaard nog slechts verschijningsvormen van de euro. De euro vertegenwoordigde toen al overal dezelfde waarde.
Per 1 januari 2002 zijn de euromunten en eurobiljetten in gebruik gekomen en werd de euro het wettige betaalmiddel in twaalf (op 1 januari 2001 voegde zich Griekenland als twaalfde land bij de eurogroep) EU-landen.
Anno 2019 is de euro het wettige betaalmiddel in de volgende landen: Andorra, België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, (Kosovo), Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco, (Montenegro), Nederland, Oostenrijk, Portugal, San Marino, Slovenië, Slowakije, Spanje en Vaticaanstad.
Waarde
2,203 Nederlandse guldens (NLG) zijn equivalent aan 1 euro. 40,3399 Belgische franken (BEF) zijn equivalent aan 1 euro. 166,386 Spaanse peseta’s (ESP) zijn equivalent met 1 euro.
Euroteken
Het euroteken ofwel “símbolo del euro” (€) is het valutateken voor de euromunt. Het is geïnspireerd door de Griekse letter epsilon en verwijst naar de eerste letter van het woord Europa. De plaatsing van valutateken is altijd taalgebonden en spellingsgebonden.
In het Nederlands staat het valutateken vóór het bedrag: € 2,00. Tussen teken en bedrag moet een spatie staan. In Spanje staat het valutateken echter achter het bedrag: 2,00 €. Net zoals in het Nederlands moet er tussen het bedrag en teken een spatie staan.
Peseta
De euro verving in Spanje (en Andorra) de nationale muntsoort Peseta die in 1869 werd ingevoerd. Het woord peseta stamt af van het Catalaanse pesseta en betekent ‘deeltje’ of ‘stukje’.
De peseta had munten van de volgende waardes: 1, 5, 10, 25 (met en zonder gat in het midden), 50, 100, 200, 500 en 200. De 5, 25, 50, 100 en 500 peseta munten werden het frequentst gebruikt.
Daarnaast waren er 1.000, 2.000, 5.000 en 10.000 biljetten. Deze hadden na de invoering de waarden in euro’s van respectievelijk 6,01€, 12,02€, 30,05€ en 60,10€.
Het was voor de Spanjaarden en lastige omschakeling omdat men van duizenden en tienduizenden peseta’s om moest schakelen naar de wat cijfers betreft minder euro’s. Weliswaar kon men tot 27 januari 2002 nog gebruik maken van de peseta’s waarna de euro als enige betaalmiddel werd gezien in de landen van de eurogroep, de bedragen bleven nog lange tijd in winkels, supermarkten en op de prijskaartjes van auto’s en woningen naast de euro’s ook in peseta’s staan.