In Spanje mag je onder bepaalde voorwaarden tot twee jaar eerder met pensioen gaan dan de officiële pensioenleeftijd. Dat klinkt aantrekkelijk, maar het betekent ook dat je flink moet inleveren op je pensioen. Vooral als je ‘maar’ 35 jaar hebt gewerkt.
Wie 35 jaar heeft bijgedragen aan het Spaanse pensioenstelsel, komt in aanmerking voor vrijwillige vervroegde pensionering. Maar voor elke maand dat je eerder stopt met werken, wordt je pensioen gekort. Één maand eerder betekent al een verlies van ongeveer 3,26 procent. Ga je twee jaar eerder met pensioen, dan krijg je uiteindelijk zo’n 21 procent minder pensioen.
De wet stelt duidelijke eisen. Je moet minimaal 35 jaar premies hebben betaald, en minstens twee van die jaren moeten in de laatste vijftien jaar vóór je pensionering vallen. Voldoe je daaraan, dan kun je vervroegd stoppen, maar de financiële gevolgen zijn dus aanzienlijk.
Er is ook een regeling voor mensen die onvrijwillig met pensioen gaan, bijvoorbeeld na ontslag. Zij mogen zelfs tot vier jaar eerder stoppen. De korting op hun pensioen is dan iets lager dan bij vrijwillige vervroeging, maar blijft nog steeds fors.
Als je gewoon tot de officiële pensioenleeftijd doorwerkt, ontvang je met 35 dienstjaren ongeveer 97 procent van je zogenaamde ‘regulerende basis’ – dat is het bedrag waarop je pensioen wordt berekend. Ga je eerder weg, dan wordt dat percentage dus flink lager.
Het verschil kan dus oplopen tot honderden euro’s per maand. Wie overweegt om eerder met pensioen te gaan, doet er goed aan om dit goed door te rekenen en eventueel professioneel advies in te winnen.