Voor het derde jaar op rij is de Spaanse regering er niet in geslaagd om de rijksbegroting voor 1 oktober in te dienen bij het parlement, zoals de grondwet voorschrijft. De vertraging roept vragen op over de stabiliteit van de coalitie en voedt de kritiek vanuit de oppositie.
Het ministerie van Financiën stelt dat de vertraging te maken heeft met de moeilijke economische omstandigheden. Hoge inflatie, oplopende rentes en geopolitieke spanningen, zoals de oorlog in Oekraïne en conflicten in het Midden-Oosten, maken het volgens de regering ingewikkeld om tot een sluitende begroting te komen.
De oppositiepartijen reageren scherp en spreken van slecht bestuur. Zij beschuldigen premier Pedro Sánchez en zijn coalitie van verdeeldheid en gebrek aan daadkracht. Vooral de steun van kleinere partijen in het parlement blijkt opnieuw een groot obstakel te zijn.
Door het uitblijven van een nieuwe begroting blijft Spanje voorlopig werken met de verlengde begroting van vorig jaar. Dat beperkt de mogelijkheden voor nieuwe investeringen en sociale programma’s, terwijl veel gezinnen en bedrijven juist kampen met hoge kosten en onzekerheid.
Volgens economen kan dit herhaaldelijke uitstel schadelijk zijn voor het imago van Spanje binnen de Europese Unie. Brussel houdt de Spaanse begrotingsdiscipline nauwlettend in de gaten, mede vanwege de afspraken rond de inzet van Europese herstelgelden.
Hoewel er nog geen exacte datum is, verwacht men dat de regering de begroting in de komende weken alsnog presenteert. De vraag blijft of Sánchez erin slaagt voldoende steun te krijgen om het plan door het parlement te loodsen.