Spanje is het vierde EU-land waar jongeren laat uit huis gaan met gemiddeld 30,4 jaar

Spanje is het vierde EU-land waar jongeren laat uit huis gaan met gemiddeld 30,4 jaar
beeld: ai-beeld / redactie

Jongeren in Spanje staan voor een uitdaging in hun overgang naar volwassenheid, maar in tegenstelling tot veel van hun Europese leeftijdsgenoten, kiezen ze er steeds vaker voor om later het ouderlijke huis te verlaten. Het recent gepubliceerde Eurostat-rapport toont aan dat Spaanse jongeren gemiddeld pas op 30,4 jaar zelfstandig gaan wonen, wat hen plaatst als het vierde land in de Europese Unie waar dit het laatst gebeurt.

Volgens de recent vrijgegeven cijfers van Eurostat is de gemiddelde leeftijd in Spanje nog steeds vier jaar hoger dan het EU-gemiddelde van 26,3 jaar. Dit rapport sluit aan bij de bevindingen van het Observatorium voor Emancipatie van de Jongerenraad, waaruit blijkt dat slechts 17% van de Spanjaarden tussen de 16 en 29 jaar in het tweede kwartaal van 2023 een vorm van emancipatie had bereikt.

De vertraging van jongeren om het huis te verlaten heeft verschillende oorzaken, zoals hoge huurprijzen en stijgende kosten van levensonderhoud. Deze factoren beïnvloeden hun besluit om thuis te blijven wonen, wat ook gevolgen heeft voor de samenleving, economie en sociale structuren.

Wanneer we de situatie van Spaanse jongeren bekijken binnen een breder Europees kader, zien we enkele interessante vergelijkingen. Spanje staat op de vierde plek in de EU als het gaat om de leeftijd waarop jongeren het huis verlaten, gemiddeld 30,4 jaar. Dit is opvallend als je het vergelijkt met landen zoals Finland, waar jongeren al op 21,4 jaar zelfstandig wonen. In Nederland is dat 23,2 jaar en in België 26,4 jaar.

In landen waar jongeren later op zichzelf gaan wonen, is de gemiddelde leeftijd het hoogst. Dit zijn bijvoorbeeld Kroatië (31,8 jaar), Slowakije (31 jaar), Griekenland (30,6 jaar), Spanje (30,4 jaar) en zowel Bulgarije als Italië (beiden 30 jaar).

De laagste gemiddelde leeftijd is te vinden in Finland (21,4 jaar). Daarachter volgen Zweden en Denemarken (21,8), Estland (22,8), Nederland (23,2) en Frankrijk (23,7).