Egbert en Barbara overwinteren elk jaar in Fortuna bij Murcia. Ze houden het thuisfront op de hoogte van hun reilen en zeilen met wekelijkse brieven, die wij elke zaterdag publiceren. Zo kunt u meegenieten van hun belevenissen, van de grappige en minder grappige dagelijkse voorvallen, Spaanse wetenswaardigheden, kortom alles wat elke overwinteraar tijdens zijn of haar verblijf in Spanje kán meemaken. Daarbij moet dat niet als een kritiek op de levenswijze in Spanje gezien worden maar wel een verslag over hoe het leven anders kan zijn voor de voor- en ook nadelen.
Morgen gaan we richting Granada. Het is een heel eind rijden, dus moeten we vroeg op. Ben benieuwd waar we terechtkomen.
Granada ligt aan de rand van de Sierra Nevada, het gebergte met de eeuwige sneeuw. We rijden er langs. Ik heb het razend druk met video-en want alles wat ik mooi vind moet erop. “Niet teveel, anders moet ik er later zoveel uitknippen,” waarschuwt Egbert. Ik hoor niet wat hij zegt en doe mijn best om de verkeersborden te ontwijken en ontsierende elektriciteitsmasten enz. Die prachtige oogverblindende sneeuwvelden van de Sierra Nevada, door de zon zo sprookjesachtig beschenen. Zo koud daar en zo warm hier. Ons doel is een camping in Ardales, maar daar aangekomen vinden we die camping niet zonnig genoeg, ’s Zomers zal het wel heerlijk zijn onder al die bomen, maar nu willen we de zon op onze huid voelen, dus gaan we een andere zoeken. Wel jammer van deze mooie omgeving.
Om toch nog iets te kunnen bekijken gaan we gauw nog even naar Ardales, het spierwitte stadje dat je al van verre ziet liggen te midden van golfvelden, zo ver als je kijken kunt, vele kilometers lang. Maar het zijn geen golfvelden, het zijn gewone heuvels met een soort gras, zo mooi, zo egaal groen, het lijkt alsof ze geschoren zijn en het stadje ligt daar middenin. Het is, net als de meeste plaatsjes, tegen een rots opgebouwd tot aan te top toe. Zo’n steil stadje heb ik nog nooit beklommen. Egbert heeft er minder moeite mee dan ik, die stapt moeiteloos het steile pad op. Ik kan dat niet uitstaan, ik loop te hijgen als een molenpaard en vraag me af hoe de mensen hier dat ’s zomers doen als het zo’n pakweg 40 graden is.
Hijgend en puffend belanden we op een barkruk en bestellen wat lekkers, ik bedoel wat heerlijks: hele kleine gefrituurde visjes – pescaditos heet dat geloof ik – en we smikkelen en smullen. Gelukkig hebben we geen weegschaal aan boord. Die kilo’s bekijken we in Oostzaan wel weer.
Een sijsje is geel, en een kwikstaartje is grijs-met-wit. Nooit geweten. Mijn nieuwe buurvrouw hier op de camping in Ronda, waar we nu alweer een paar dagen staan, weet er veel van. Onze belangstelling is gewekt. “In de Sierra Grazalema zijn gieren!” zegt zij. “Echte gieren?” Wauw, daar moeten we heen. Het blijkt een gebied te zijn, waarvan we compleet in verrukking raken. Het is zo kaal en ruig, zulke schitterende rotsformaties. Hier moeten de gieren ergens nestelen. We speuren de rotswanden af en ontdekken steenbokken, die ongelooflijk behendig springen op uitstekende rotspunten. Er lopen koeien, geiten, paarden, schapen, je komt van alles zomaar op de weg tegen, maar de gieren, nee, die zagen we niet. Die zagen we pas toen we weer op de camping stonden. Iedereen in rep en roer “Kijk eens 19 gieren”. Recht boven ons hoofd vloog een formatie gieren. Statig door hun grootsheid, de nek recht vooruit, de haakse snavel duidelijk te herkennen, de vleugels nauwelijks in beweging, lichtbruin met wit en met ‘vingers’ aan de uiteinden, de enorme spanwijdte maakt diepe indruk op de toeschouwers van deze magnifieke vliegshow. Voor mijn gevoel hebben we vandaag het mooiste stukje Spanje gezien, maar dat denk ik wel vaker.
In onze rubriek SpanjeVerhalen zijn meer verhalen van Barbara (en andere ingezonden verhalen) te lezen. KLIK HIER
Ronda zelf is ook zo mooi. Wat een schatje van een stadje. In twee delen gebouwd op een hoogte van 780 mtr. (dus best wel koud!) op een berg met een gigantische kloof. Op beide rotshelften zijn de stadsdelen gebouwd, gescheiden dus door de kloof van 160 meter diepte. Vroeger was de kloof overbrugd door een hangbrug, maar later hebben ze een massieve brug met totaal vier bogen gebouwd, die op zich al zeer de moeite waard is. Tussen de bogen in is een gevangenis gemaakt waaruit geen boef ooit kon ontsnappen. Vanaf de brug heb je een schitterend uitzicht in de kloof en op de huizen, die precies op het randje zijn gebouwd, zodat het lijkt alsof ze eraan hangen. Het stadje is gezellig, leuk, prachtige kerken waarvoor je entree moet betalen. Daar hou ik nooit zo erg van, maar we doen het toch maar. Nou, geen spijt van. De ‘Espiritu Santo’ was klaar in 1505 en daar is men hier zo trots op, dat ze van alles bedenken om de kerk nog mooier te maken. Ze zetten hem helemaal vol met kunstbloemen, zoveel dat je de kunstschatten nauwelijks nog ziet. Jammer, maar ze bedoelen het goed. De Santa Maria de Mayor is imposant, bijvoorbeeld door de Mihrab het Moorse portaal en het prachtige houtsnijwerk in het koor en het goud met zilveren altaar dat staat voor een zilveren en gouden achterwand, waarin schilderijen en relikwieën zijn verwerkt.
De Romeinse baden vol pilaren liggen achter de stadsmuur. Hier is ook het paleis van koning Rey die bekend stond als wreedaard. Hij beulde zijn slaven af door ze dagelijks 365 in de rotsen uitgehakte treden te laten afdalen, tot aan de waterbron, waarna ze zware watervaten naar boven moesten zeulen. En ik klaag al als een weg wat steil oploopt.
De plek waar vroeger de ter dood veroordeelden werden terechtgesteld, een monument met een afdakje gedragen door vier figuren met een strop om de hals, hebben we bekeken. Gek gevoel, hoor, om te staan op de plek waar zoveel mensen zijn opgehangen.
Ronda la Vieja is een must, dit is het oude Ronda waar niets meer van over is, op het amfitheater na. Dat is er nog gedeeltelijk. Weer klauteren, en hoe! Maar wat een enorm bouwwerk moet dat zijn geweest. Hoog boven ons vliegen de gieren, een klein eindje verderop ligt Setenil. Op de kaart niet aangegeven als bijzonder, nou, geloof mij maar, het is heel bijzonder. De huizen zijn onder de rotsen gebouwd. Het dak van de huizen bestaat uit rotsen. Egbert krijgt het Spaans benauwd van de smalle straatjes die ook nog eens vol staan met her en der geparkeerde auto’s. Die grote camper van ons is heerlijk, maar niet in Setenil.
Op de kaart de route uitgestippeld naar Cordoba. We twijfelen of we wel over binnenweggetjes zullen gaan. We wagen het erop en verbazen ons: de binnenweggetjes zijn soms veel beter dan de grote wegen. We reden ergens over een grote weg, die zo verschrikkelijk slecht was, dat ik later de sinaasappelen en handdoeken van de grond kon oprapen.
De door ons uitgezochte camping in Cordoba is niet te vinden. Nergens wordt hij aangegeven. Ze zetten óf helemaal geen borden, óf op hele onlogische plaatsen. Irritant dat de Tomtom de coördinaten niet pakt. Egberts humeur was al tot het nulpunt gedaald, want met een camper rijden in een drukke stad, waar je de weg niet weet, is echt niet zo leuk. Toen ik eindelijk de kans kreeg om de weg te vragen wees de vriendelijke meneer met twee handen precies de andere kant op. Egbert wordt steeds stiller wat betekent: de pest in. Toen ik daarna op de toch nog gevonden camping ook nog eens de elektriciteit verkeerd aansloot, waardoor alle stoppen doorsloegen, kon ik erop wachten dat ook zijn stoppen zouden doorslaan, maar het viel mee. Enfin we zijn er, we staan, en morgen gaan we De Mesquita bekijken, de grote Moskee, met precies in het midden een roomse kathedraal. Ik verheug me erop.
Op zaterdag 11 juni deel 2 … het vervolg.