De Spaanse regering wil een nieuwe pensioenregeling invoeren waarmee gepensioneerden weer (deels) aan het werk kunnen gaan zonder hun pensioen volledig te verliezen. Deze zogenaamde “jubilación reversible”, oftewel omkeerbaar pensioen, moet oudere werknemers meer flexibiliteit geven en de krapte op de arbeidsmarkt verlichten.
Volgens het voorstel kunnen gepensioneerden tussen de 40 en 80 procent van een voltijdse baan werken. Hoe meer iemand werkt, hoe lager het deel van het pensioen dat tijdelijk wordt uitgekeerd. Daar staat tegenover dat wie minder uren werkt, zijn pensioen grotendeels behoudt. Zo kunnen gepensioneerden die tussen 60 en 80 procent van de tijd werken, tot 20 procent extra pensioen ontvangen. Werk je tussen 40 en 60 procent, dan komt daar 10 procent bij.
De regeling geldt zowel voor werknemers in loondienst als voor zelfstandigen, zolang ze voldoen aan de voorwaarden van de sociale zekerheid. Uitzonderingen zijn er ook: mensen met een arbeidsongeschiktheidspensioen of wie een extra pensioen krijgt omdat hij later is gestopt met werken, vallen buiten deze regeling.
De bijdragen aan de sociale zekerheid die tijdens deze periode worden betaald, tellen in principe niet mee voor latere verhogingen van het pensioen. Alleen in bijzondere gevallen – bijvoorbeeld bij mensen die eerder verplicht met pensioen zijn gegaan – kan hiervan worden afgeweken.
Het wetsvoorstel maakt deel uit van een plan om werk en pensioen beter te combineren. Op dit moment onderhandelt de regering met vakbonden en werkgevers over de precieze invulling. Zodra de wet officieel is goedgekeurd en gepubliceerd in het Spaanse staatsblad, zal ze drie maanden later in werking treden.
De regering belooft de maatregel na het eerste jaar te evalueren om te zien of het systeem effectief is en waar aanpassingen nodig zijn. Het doel is om gepensioneerden meer vrijheid te geven en tegelijkertijd de economie te ondersteunen.