In onze rubriek SpanjeVerhalen plaatsen we regelmatig verhalen van lezers die zij met volgers van SpanjeVandaag willen delen. Schrijfster Marianne de Jong van coronkels.nl deelt regelmatig leuke verhalen met ons die uiteraard over Spanje, het land, de cultuur, de inwoners en haar eigen ervaringen gaan. Er zijn meer verhalen van Marianne te lezen op haar eigen website coronkels.nl: korte verhalen in coronatijd!
Er is bijna niets triester dan een zonnig vakantieland, waar de zon het laat afweten. Drommen toeristen zijn er niet, maar de paar die er zijn lopen met hun ziel onder de arm over de boulevard. Zolang het niet regent gaat het nog, maar als er toch een paar druppels vallen, zoeken velen een plek op een overdekt terras. Tijd voor koffie en taart. Want het is wel vakantie.
Spanje heeft het roken in openbare gelegenheden in de ban gedaan; er mag nergens op een terras een peuk worden opgestoken, ook geen elektronische sigaret. De bemanning van de restaurants ziet er op toe dat hun gasten hun rookwaar elders aansteken, want er staan hoge boetes op. Niet iedereen is daar van op de hoogte en dus druipt menige notoire roker noodgedwongen af naar een plek ergens op de stoep, in de buurt van een prullenbak. Bovenop de meeste prullenbakken zit een plek waar je je sigaret kunt uitdrukken. Met de bedoeling dat de rokende restanten dan in de bak verdwijnen. Dat laatste is nog een kunst apart, zo blijkt uit de vele verdwaalde filters en sjekkie-restanten.
De boulevard, die kilometers lang gewoon langs de zee slingert, gaat in de buurt van Adeje meer klimmen. De wandelroute is breed en biedt spectaculaire vergezichten. Meestal, want nu is het nevelig. De terrassen langs de route verdelen hun ruimte vaak over de verschillende hoogtes; er blijft voor de wandelaars nog meer dan genoeg ruimte over. De tafels en stoelen staan netjes op afstand, ook door het niveauverschil.
Hoewel het overduidelijk is dat het straatmeubilair bij een restaurant hoort (waar je dus niet mag roken), nestelt een gezin zich bij een tafel lager op de heuvel. In afwachting van de komst van de ober bekijkt de vrouw de verschillende reclameborden. ‘Wat gaan we straks bestellen?’ Haar man pakt een buitengewoon dikke en lange sigaar uit zijn borstzak. Een paar tellen later zorgt het vlammetje van de aansteker voor een bijpassende rookwolk. ‘Heerlijk, momentje voor mezelf’, je ziet het hem denken. Genietend kijkt hij uit over de grijze oceaan.
Zijn geluk duurt helaas maar even, dan verschijnt de ober. ‘Uit, die sigaar. Of ergens anders gaan staan, niet hier op het terras en zeker niet zitten’. Eerst begrijpt de man de ober niet, maar er is geen ontkomen aan: ‘Uit! Of weg, voordat de politie komt!’. De ober heeft geen tijd voor discussie, zeker niet nu het terras zo lekker bevolkt is. En al helemaal niet met de politie, die hier vaak patrouilleert. De roker rest niets anders dan zijn geurige sigaar te doven. De teleurstelling is van zijn gezicht af te lezen, want als hij hem straks nog een keertje aan moet steken, smaakt hij lang zo goed niet meer.
Weer valt het mij op dat het mensen toch altijd lukt om elkaar te begrijpen, ook al spreken ze elkaars taal niet. Nu zijn Spanjaarden erg druk met hun handen en hun mimiek, dus met een beetje goede wil begrijp je al snel waar ze naar toe willen. Ik vind het leuk om de taal een beetje machtig te zijn als ik vakantie vier. Spaans is een mooie taal, maar als je hem goed wilt spreken, dan ben je voortdurend bezig met grammatica.
Spanjaarden doen altijd hun best om je op je gemak te stellen en je te helpen, want ze vinden het leuk als toeristen moeite doen om Spaans te spreken. In een restaurant krijg ik tegenwoordig vrijwel altijd wat ik besteld had. En zo niet, dan ligt het heus niet altijd aan mijn Spaans. Maar jaren geleden eindigde een poging om een gebeurtenis in het Spaans te vertellen aan mijn gastheer tot een bizarre maaltijd.
Het ging over Charlie. Zo had ik de megagrote kakkerlak genoemd die zich in de plooien van het douchegordijn had verstopt. Zodra ik ging douchen, ging Charlie op de loop. Tjonge, wat kan zo’n dier hard zeg, op zijn zes pootjes. Maar vooral zijn antennes waren indrukwekkend. Zo indrukwekkend dat ik besloot om het beestje te vangen en onbeschadigd terug te zetten in de natuur. Ik heb maar vier ‘pootjes’ en daarom moest ik Charlie te slim af zijn. Gewapend met een glas en een boekje ging ik achter Charlie aan.
Hij kreeg er waarschijnlijk schik in om mij te snel af te zijn, maar na een uurtje ploeteren triomfeerde ik: Charlie zat veilig in zijn glas, afgesloten met het boekje.
In plaats van rustig van zijn uitzicht te genieten rende Charlie als een bezetene in het glas in de rondte. Hij zou toch niet zijn antennes beschadigen? Ik durfde eigenlijk niet met hem dwars door het hele gebouw, stel je voor dat hij ontsnapte? Maar wat dan? Mijn studiootje lag op de eerste verdieping van het gebouw, onder mijn balkon staan de parasols van de gasten rondom het zwembad. Er lagen er al veel op hun ligbed. Zou Charlie de val van een paar meter overleven? Hij zag er stevig genoeg uit.
Nou, vooruit dan maar, met een grote boog vliegt Charlie door de lucht en landt op een parasol. Het geeft zowaar een luide tik. Genoeg om de badgasten eronder opmerkzaam te maken op de grote vlek die ineens op hun parasol zit. En op al die sprieten die uit die vlek tevoorschijn steken. Charlie maakt snelheid; veel te warm en veel te licht die parasol, snel een donker plekje vinden. Zo snel als zijn zes pootjes kunnen, rent hij naar de rand van het ding en laat zich vallen. Gegil alom, mensen rennen zo snel ze maar kunnen bij het insect vandaan. Chaos rondom het zwembad.
Binnen lig ik dubbel van het lachen, die Charlie, wat een kabaal om niks. Nou ja, niks? Ik wilde hem toch ook niet in mijn bad hebben? Een paar dagen later probeer ik dit alles tijdens een gezellige lunch te vertellen aan mijn gastheer en zijn tafeldame. In het Spaans. Ik heb opgezocht hoe je ‘kakkerlak’ in het Spaans zegt: La Cucaracha.
Het kan het bier geweest zijn, maar van begin af aan lijken mijn lunchgasten niet precies te begrijpen wat ik bedoel. De gezichten staan steeds aarzelender, vooral als ik zeg dat ik hem Charlie heb genoemd. Aan het einde van mijn verhaal, waar ik weer begin te lachen, staan beide hoofden stomverbaasd. Voor de zekerheid vraagt mijn gastheer: ‘Cucurucho? Cucurucho de helado?’ Nu is het mijn beurt om verwilderd te kijken: is dat het goede woord? Ik heb het voor de zekerheid wel opgeschreven. ‘O, wacht: het is Cucaracha!’ Nu beginnen mijn beide gasten te gieren van het lachen, ze snapten al niet waarom mensen zo bang zouden zijn van het ding, of waarom ik zoveel moeite moest doen om het te pakken te krijgen. Een ijshoorntje…