De Spaanse economie presteert opvallend goed. Volgens de laatste cijfers groeit het land sneller dan het Europees gemiddelde, nemen buitenlandse investeringen toe en blijft de werkgelegenheid stijgen. Toch delen veel Spanjaarden dat optimisme niet: de meeste gezinnen zeggen dat hun persoonlijke situatie nauwelijks is verbeterd.
Na de pandemie kwam Spanje sterker uit de crisis dan verwacht. Overheidsinvesteringen, Europese fondsen en een opleving van de export gaven de economie vleugels. Inmiddels dragen ook binnenlandse consumptie en toerisme flink bij aan die groei. Maar tegelijk voelen veel huishoudens de druk van hoge prijzen, stijgende huren en toenemende woonkosten.
Uit recente peilingen blijkt dat bijna de helft van de Spanjaarden hun financiële situatie slechter vindt dan een jaar geleden. Ze merken weinig van de positieve cijfers die politici en economen graag benadrukken. Terwijl de inflatie iets is gedaald, blijven de prijzen hoog, vooral bij voedsel en energie, twee uitgavenposten die zwaar wegen in het gezinsbudget.
Economen waarschuwen dat dit verschil tussen statistiek en realiteit het vertrouwen in de politiek kan aantasten. Hoewel Spanje economisch groeit, blijft de ongelijkheid groot en zijn de lonen nog niet voldoende hersteld. Bovendien stijgen de huren sneller dan de inkomens, waardoor veel jonge mensen geen eigen woning kunnen vinden.
Ook de productiviteit baart zorgen: bedrijven investeren minder dan gehoopt, en het onderwijs– en innovatiesysteem blijft achter. Volgens experts moet Spanje nu inzetten op structurele hervormingen om te voorkomen dat de groei vooral aan de bovenlaag ten goede komt.
De grote uitdaging voor de regering is om ervoor te zorgen dat die indrukwekkende cijfers ook voelbaar worden in het dagelijks leven. Want zolang gezinnen elke maand moeten puzzelen om rond te komen, blijft de economische glans vooral iets van de statistieken, niet van de straat.