Wat deden de Moren eeuwen geleden in Spanje om de hitte te bestrijden?

Wat deden de Moren eeuwen geleden in Spanje om de hitte te bestrijden?
beeld: ai-beeld / redactie

De Moren, van oorsprong islamitische bevolkingsgroepen uit Noord-Afrika, beheersten grote delen van Spanje van de 8e tot de 15e eeuw. Tijdens hun heerschappij introduceerden ze tal van innovatieve technieken en bouwstijlen die niet alleen hun architectuur bepaalden, maar ook hun levensstijl aanzienlijk hebben beïnvloed. Een van de grootste uitdagingen die de Moren moesten overwinnen was het extreme klimaat in Spanje, vooral de hete zomers.

Een goed voorbeeld om te achterhalen hoe de Moren met de hitte in Spanje omgingen, is om het Alhambra in Granada te bezoeken. Daar werden alle onderstaande technieken gebruikt en is daardoor wellicht het beste voorbeeld van de Moorse bouwstijl en technieken om de warme zomers in het door hun veroverde Hispania te trotseren.

De Moren maakten gebruik van lokale bouwmaterialen zoals baksteen en natuursteen, die bekend stonden om hun thermische massa. Thermische massa verwijst naar het vermogen van een materiaal om warmte op te slaan en langzaam vrij te geven. Bakstenen muren kunnen bijvoorbeeld de hitte van de dag absorberen en deze warmte pas later op de avond, als de temperatuur daalt, weer vrijgeven. Hierdoor bleven de binnenruimtes overdag relatief koel.

Een ander kenmerk van Moorse architectuur zijn de dikke muren. Dikke muren bieden niet alleen structurele stabiliteit, maar zorgen ook voor een uitstekende isolatie. Deze muren, vaak gemaakt van een combinatie van baksteen, klei en kalk, werken als een buffer tegen de buitentemperatuur, waardoor de binnenruimtes koeler blijven. Bovendien hielpen ze bij het reguleren van de binnentemperatuur door de warmte geleidelijk te absorberen en af te geven.

De Moren gebruikten pleisterwerk, vaak versierd met ingewikkelde patronen en inscripties, om hun gebouwen te isoleren. Pleisterwerk op basis van kalk heeft uitstekende thermische eigenschappen. Het reflecteert een groot deel van het zonlicht en voorkomt zo overmatige warmte absorptie. Bovendien heeft kalkpleister de eigenschap om vocht te reguleren, wat helpt bij het handhaven van een aangename binnentemperatuur.

Architectonische Innovaties

Een van de meest iconische elementen van Moorse architectuur is de binnenplaats, ook bekend als de ‘patio’. Deze binnenplaatsen, vaak aangelegd met tuinen en fonteinen, speelden een cruciale rol in het koel houden van huizen. De vegetatie zorgde voor schaduw, terwijl de fonteinen en waterpartijen door verdamping de lucht koelden. Bovendien bevorderde de open structuur van de binnenplaatsen de luchtcirculatie, wat essentieel was voor natuurlijke ventilatie.

Water was een centraal element in Moorse architectuur, niet alleen vanwege zijn esthetische waarde, maar ook vanwege zijn functionele rol in klimaatbeheersing. Fonteinen, vijvers en kanalen werden strategisch geplaatst om een verkoelend effect te creëren. Het stromende water absorbeerde warmte uit de omgeving en het proces van verdamping verlaagde de luchttemperatuur. Daarnaast zorgden de geluiden van stromend water voor een rustgevende atmosfeer.

Iwanen en loggia’s, overdekte maar open ruimtes die vaak aan een binnenplaats grensden, boden schaduwrijke plekken waar men overdag kon verblijven. Deze structuren waren zo ontworpen dat ze de luchtstroom bevorderden terwijl ze directe blootstelling aan de zon vermeden. Hierdoor konden bewoners genieten van koele briesjes zonder blootgesteld te worden aan de brandende zon.

Een van de meest innovatieve koelingstechnieken die door de Moren werd gebruikt, was de windtoren, ook bekend als een barjeel. Deze torens vingen de wind op en leidden deze naar beneden in het gebouw. De lucht werd door de toren geleid en gekoeld voordat deze de leefruimtes bereikte. Dit systeem, dat gebaseerd is op natuurlijke luchtcirculatie, was bijzonder effectief in het handhaven van een aangename binnentemperatuur zonder mechanische koeling.

De Moren maakten gebruik van geavanceerde ventilatiesystemen, waaronder ondergrondse kanalen en luchtkokers. Deze systemen werkten op basis van natuurlijke convectie, waarbij warme lucht omhoog stijgt en koude lucht naar beneden wordt gezogen. Door strategisch geplaatste ventilatieopeningen en luchtkokers konden ze een continue luchtstroom creëren die hielp bij het reguleren van de binnentemperatuur.

De Moren plantten vaak boomgaarden en creëerden groene ruimtes rondom hun huizen en steden. Deze vegetatie diende niet alleen als voedselbron, maar bood ook schaduw en verbeterde de luchtkwaliteit. Bomen en planten absorberen zonlicht en verminderen de temperatuur van de omgeving door het proces van transpiratie, waarbij water verdampt van de bladeren en de lucht afkoelt.Hoewel groene daken niet wijdverspreid waren, gebruikten de Moren soms begroeiing op daken om de binnentemperatuur te reguleren. Deze vegetatie fungeerde als een natuurlijke isolatielaag, die de opwarming van het dakoppervlak verminderde en het gebouw eronder koel hield.