Elektrische auto’s worden steeds populairder in Spanje, maar de ervaring verschilt sterk tussen stad en platteland. Waar stadsbewoners profiteren van een groeiend netwerk aan laadpunten, blijft het op het platteland vaak behelpen.
In stedelijke gebieden is het aanbod van laadpunten het grootst. Volgens recente cijfers telt Spanje inmiddels meer dan 60.000 openbare laadpunten, een stijging van ruim 30% in één jaar. Het probleem? Ongeveer één op de vijf werkt niet of is moeilijk bereikbaar. Toch kunnen veel stedelingen dankzij laadpunten in parkeergarages of winkelcentra relatief eenvoudig hun auto opladen.
Op het platteland ziet het plaatje er anders uit. Daar is meestal genoeg ruimte om thuis te laden, maar ontbreekt de openbare infrastructuur. Snelladers zijn zeldzaam en de stroomcapaciteit van huizen is soms te laag, waardoor dure aanpassingen nodig zijn. Bovendien liggen gespecialiseerde werkplaatsen vaak ver weg, wat onderhoud ingewikkelder maakt.
Voor mensen in de steden zijn de voordelen duidelijker. Ze hebben toegang tot lage-emissiezones, besparen op parkeerkosten en profiteren soms van belastingvoordelen. Bovendien zijn stadsritten kort, waardoor de beperkte actieradius zelden een probleem vormt. Nadelen zijn er ook: lange laadtijden, kans op vandalisme en slijtage door extreme hitte.
Op het platteland heerst nog veel twijfel. De aanschafprijs van elektrische auto’s ligt hoog en de tweedehandsmarkt is nauwelijks ontwikkeld. Veel inwoners wachten daarom af tot er meer laadmogelijkheden en goedkopere modellen komen.
De elektrificatie van het wagenpark in Spanje verloopt dus in twee snelheden: soepel in de stad, stroef op het platteland. Pas wanneer ook landelijke regio’s beter worden aangesloten op het laadnetwerk, zal elektrisch rijden echt voor iedereen bereikbaar zijn.