Spanjaarden van 65 jaar en ouder hebben gemiddeld een hogere koopkracht dan hun leeftijdsgenoten in andere Europese landen. Volgens een recent rapport van de Fundación BBVA ligt het inkomen van deze groep 6,4 procent boven het gemiddelde van de Europese Unie.
De onderzoekers van het Instituto Valenciano de Investigaciones Económicas wijzen erop dat vooral het opleidingsniveau een grote rol speelt in deze gunstige cijfers. Ouderen met een middelbare opleiding hebben 26 procent meer koopkracht dan het EU-gemiddelde, en bij hogeropgeleiden is dat verschil 18 procent.
Tegelijkertijd blijkt dat Spaanse huishoudens met een gezinshoofd van 65 tot 74 jaar gemiddeld een nettovermogen van 226.000 euro bezitten. Ter vergelijking: gezinnen waarvan het hoofd tussen de 35 en 44 jaar oud is, komen uit op gemiddeld 76.000 euro. Dit verschil onderstreept de financiële stabiliteit van de oudere generatie in Spanje.
Het rapport laat ook zien dat 65-plussers met alleen basisonderwijs een mediane koopkracht van 16.807 euro hebben, terwijl dit bij hogeropgeleiden oploopt tot 30.864 euro, een stijging van ruim 83 procent. Hogere opleiding betekent bovendien minder kans op armoede, betere gezondheid en een actievere rol in de samenleving.
Ondanks deze gunstige cijfers is de arbeidsdeelname onder ouderen in Spanje relatief laag. Slechts 3,7 procent van de 65-plussers is nog actief op de arbeidsmarkt, tegenover 6,6 procent in de EU. Dit komt onder andere doordat het Spaanse pensioenstelsel relatief genereus is en er weinig gebruik wordt gemaakt van deeltijdwerk bij ouderen. Veel ouderen kiezen ervoor om na hun pensioen volledig te stoppen met werken, mede door het beperkte aantal stimuleringsmaatregelen om op latere leeftijd te blijven werken.
Tot slot benadrukken de onderzoekers dat de kloof tussen ouderen en jongere generaties in Spanje groter wordt. Terwijl 65-plussers bovengemiddeld scoren op koopkracht, ligt het inkomen van mensen onder de 65 jaar juist 7,3 procent onder het Europese gemiddelde.
