Spanje heeft in een brief van de waarnemend minister van Buitenlandse Zaken aangevraagd om Galicisch, Baskisch en Catalaans als officiële werktalen in de Europese Unie te erkennen. Dit verzoek is niet zonder betekenis, daar dit een eis was van nationalistische partijen ter ondersteuning van de benoeming van de socialist Francina Armengol als parlementsvoorzitter.
Dit voorstel geldt alleen voor de Europese Raad en heeft dus geen betrekking op de Commissie of het Parlement. Toch markeert het een symbolische erkenning van deze talen binnen de diverse talen van de EU. Spanje is overigens niet het eerste land dat deze richting inslaat.
Momenteel erkennen vijf van de 27 EU-lidstaten één of meerdere officiële talen: Finland (Fins en Zweeds), Ierland (Iers-Gaelisch en Engels), België (Frans, Duits en Nederlands), Luxemburg (Duits en Frans) en Malta (Engels en Maltees).
De EU heeft nu 24 officiële talen: Duits, Bulgaars, Tsjechisch, Kroatisch, Deens, Slowaaks, Sloveens, Spaans, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Engels, Iers, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens en Zweeds. Als aan dit lijstje het Catalaans, Galicisch en Baskisch worden toegevoegd, komt het totaal op 27 talen.
België
België is met zijn drie officiële talen het meest meertalige land binnen de EU en weerspiegelt in zekere zin de nieuwe situatie in het Spaanse parlement. Daar mogen parlementsleden sinds donderdag in hun voorkeurstaal spreken, zolang deze als co-officieel erkend is, te weten Spaans, Catalaans, Baskisch en Galicisch.
In de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, vergelijkbaar met het Spaanse Congres, zijn Frans en Nederlands de erkende talen. Duits niet, omdat er geen specifieke zetels voor dat taalgebied worden toegekend. In feite worden de vertegenwoordigers direct opgesplitst in twee groepen: een Franstalige met 63 zetels en een Nederlandstalige met 87 zetels, gebaseerd op het gebied dat ze vertegenwoordigen.