Lang voordat olijfolie een vast onderdeel van de mediterrane keuken werd, speelde het al een grote rol in het dagelijks leven van de oude Grieken, Romeinen en de eerste christenen. Uit nieuw onderzoek blijkt dat olijfolie niet alleen diende om te koken, maar ook een symbolische, medische en religieuze betekenis had.
Bij de Grieken werd olijfolie gezien als een teken van zuiverheid en kracht. Atleten smeerden hun lichamen ermee in voor wedstrijden, priesters gebruikten het bij rituelen, en artsen behandelden wonden en huidaandoeningen met dit “vloeibare goud”. Ook bij de Romeinen was olijfolie overal aanwezig: in badhuizen, als brandstof voor lampen, als schoonheidsmiddel en als onmisbaar ingrediënt in de keuken.
Met de komst van het christendom kreeg olijfolie een nieuwe, heilige betekenis. Vanaf de zesde eeuw werden olijfgaarden en persen vaak beheerd door kloosters. De olie werd gebruikt bij doopplechtigheden, ziekenzalving en andere religieuze ceremonies. In kloosterarchieven wordt olijfolie zelfs genoemd als een waardevol handelsproduct, dat soms samen met land en slaven werd geschonken aan de kerk.
Archeologen hebben ook fysieke sporen van dit belang gevonden. Voor de kust van Mallorca is bijvoorbeeld een Romeins scheepswrak ontdekt vol amforen met de inscriptie “zoete olie”, waarschijnlijk afkomstig uit Zuid-Spanje. Deze vondst laat zien dat olijfolie al in de vierde eeuw een belangrijk exportproduct was, zowel economisch als spiritueel.
Zelfs vandaag de dag echoot deze traditie nog na. Bij de kroning van de Britse koning Charles III in 2023 werd olijfolie gebruikt die afkomstig was van olijfgaarden op de Olijfberg in Jeruzalem, gezegend door geestelijken, wat een directe verwijzing naar eeuwenoude religieuze rituelen is. Zo blijft olijfolie, van de oudheid tot nu, een symbool van zuiverheid, rijkdom en verbondenheid.
