Op 20 november 2025 is het precies vijftig jaar geleden dat dictator Francisco Franco in 1975 overleed. Zijn dood betekende het einde van bijna veertig jaar dictatuur en het begin van een nieuwe fase in de Spaanse geschiedenis. Volgens de Britse krant The Times heeft Spanje sindsdien enorme stappen gezet, maar blijft het land kampen met hardnekkige problemen.
Na 1975 maakte Spanje een indrukwekkende sprong voorwaarts. Het land transformeerde van een afgesloten, agrarische economie tot een moderne democratie. De levensverwachting steeg fors, het toerisme bloeide op en buitenlandse investeringen stroomden binnen. Spanje groeide uit tot een van de belangrijkste economieën van Europa, met een goed functionerend gezondheids- en onderwijssysteem.
The Times benadrukt ook dat Spanje na de dood van Franco zijn plek vond in de internationale gemeenschap. Dankzij de inspanningen van koning Juan Carlos I en politieke hervormers ontstond een stabiel en zelfverzekerd land dat volwaardig deel ging uitmaken van de Europese Unie en de NAVO.
Toch is er ook een keerzijde. Spanje kent vandaag de dag een van de laagste geboortecijfers van Europa, met gemiddeld 1,2 kinderen per vrouw. De woningprijzen blijven stijgen en veel jongeren kunnen zich geen huis veroorloven. De werkloosheid onder jongeren ligt nog altijd hoog en de kloof tussen regio’s is groot.
Daarnaast wijst The Times op politieke verdeeldheid en groeiend populisme. Het Spaanse staatsmodel, waarin de regio’s veel macht hebben, zorgt regelmatig voor spanningen tussen Madrid en onder andere Catalonië en Baskenland. Ook corruptieschandalen blijven het vertrouwen in de politiek ondermijnen.
Ondanks die problemen concludeert The Times dat Spanje een opmerkelijke transformatie heeft doorgemaakt. Van een gesloten dictatuur groeide het uit tot een moderne, vrije samenleving. De grote vraag is nu of het land zijn sociale en economische uitdagingen kan overwinnen zonder die verworven vrijheid in gevaar te brengen.
