De Spaanse regering wil dat de Europese Unie vanaf 2026 een einde maakt aan het tweemaal per jaar verzetten van de klok. Volgens premier Pedro Sánchez is het systeem “verouderd en nutteloos”, omdat het nauwelijks energie bespaart, maar wel gezondheidsproblemen veroorzaakt en de productiviteit schaadt.
Het voorstel is aan de Europese Commissie en de andere lidstaten overgedragen. Sánchez benadrukt dat de omstandigheden waarvoor het systeem ooit werd ingevoerd, allang zijn veranderd. Door moderne verlichting en airconditioning is het energieverbruik nauwelijks nog afhankelijk van daglicht, en de biologische klok van mensen raakt juist verstoord door het voortdurende tijdsverschil.
Al in 2018 bleek uit een EU-enquête dat een overgrote meerderheid van de Europeanen – ruim 80 procent – het liefst af wil van de zomertijd en wintertijd. In Spanje zelf is ongeveer tweederde van de bevolking voorstander van één vaste tijd. Het kabinet wil dat Spanje het hele jaar door dezelfde tijd behoudt, waarschijnlijk de Midden-Europese tijd (CET), die nu in de winter geldt.
De Europese Commissie heeft begrip getoond voor het Spaanse voorstel en onderzoekt of er voldoende steun is om het onderwerp opnieuw op de agenda te zetten. Het huidige Europese systeem voor tijdsaanpassing loopt in 2026 af, waardoor dat jaar een logisch moment zou zijn om te stoppen met het verzetten van de klok.
Toch klinkt er kritiek vanuit de oppositie. De Partido Popular vindt dat de regering zich bezighoudt met bijzaken in plaats van met belangrijke kwesties zoals inflatie en werkgelegenheid. Sánchez reageert dat “gezondheid, welzijn en slaapkwaliteit ook economische waarde hebben” en dat dit een moderne manier van beleid voeren is.
Als de Europese Unie het voorstel overneemt, zou de omschakeling naar wintertijd eind oktober 2025 wel eens de laatste keer kunnen zijn dat Europeanen hun klok een uur terugzetten. Een tijdperk van ruim honderd jaar halfjaarlijkse klokwissels zou dan voorbij zijn.