Egbert en Barbara overwinteren elk jaar in Fortuna bij Murcia. Ze houden het thuisfront op de hoogte van hun reilen en zeilen met wekelijkse brieven, die wij elke zaterdag publiceren. Zo kunt u meegenieten van hun belevenissen, van de grappige en minder grappige dagelijkse voorvallen, Spaanse wetenswaardigheden, kortom alles wat elke overwinteraar tijdens zijn of haar verblijf in Spanje kán meemaken. Daarbij moet dat niet als een kritiek op de levenswijze in Spanje gezien worden maar wel een verslag over hoe het leven anders kan zijn voor de voor- en ook nadelen.
Vorige week gebeurde er iets dat mij het schaamrood op de kaken bracht. Ik vind het erg gênant, maar een heel klein beetje grappig is het ook wel. Op een ochtend stond ik onder de douche. Ik had net mijn haar ingesopt en het schuim spatte naar alle kanten, toen de bel ging. Owee, wat nu. Bij een gluurpoging zie ik een grote vrachtwagen voor het hek staan. Ik begreep gelijk dat dat voor de buurvrouw was, want zij had me verteld dat ze op internet een bestelling had geplaatst. Ze was niet thuis, dus die man zal het pak wel bij ons willen afgeven.
Ik bedenk me geen seconde en trek even heel snel een ochtendjas aan en houd die met mijn arm dicht tegen mijn natte lijf aan terwijl ik naar het hek snel. Je had het gezicht van die man moeten zien hoe ik daar met losse sloffen en een schuimende haardos aan kwam rennen, druipend en al. Maar het werd nog veel erger.
Inderdaad, of ik het pakje voor buurvrouw wilde aannemen. Natuurlijk wil ik dat. Maar owee, het hek zit op slot en de sleutel ligt in de keuken. Moet ik dat hele stuk weer teruglopen naar het huis om de sleutel te pakken? Eigenlijk wel, maar daar had ik niet veel zin in en ik vroeg hem of hij het pakje over het hek kon gooien, ik zou het wel vangen.
Geen probleem. De man pakt de doos en mikt hem met een grote zwaai over het hek heen. En toen gebeurde het…… Ik strekte mijn armen uit om de doos te vangen en vergat dat ik mijn ochtendjas aanhad die ik vasthield met diezelfde armen.
En daar stond ik dan, in vol ornaat. Wat een schrik! Misschien nog wel meer voor die man dan voor mij, hij putte zich uit in geruststellingen “no pasa nada” geeft niks, excuus, excuus, enz. De trouwe lezer zal begrijpen dat mij dit verhaal wordt nagedragen te pas, maar nog vaker te onpas. De chauffeur zal dit vast wel een paar keer als succesverhaal in de kroeg hebben verteld, owee, owee. Enfin, het leven gaat door.
We hebben een postzegel nodig. Er moet een brief verzonden worden. Daarvoor moet je naar het postkantoor. Fortuna bestaat uit een wirwar aan straatjes en te midden van die kluwen sloppen en steegjes, is ergens het postkantoor. Als we na enig speuren het goeie straatje gevonden hebben, hebben we geluk want er staat maar één vrouwtje binnen en dát is zogezegd een mirakel, want het is daar al net als bij de banken hier, je staat er altijd uren te wachten. We gaan dus achter haar staan, maar tot onze schrik begint ze te niezen en te proesten. Owee, corona? Van schrik rent Egbert naar buiten en ik doe automatisch vijf stappen achteruit. Overdreven? Misschien, maar hier stijgen de besmettingen ook schrikbarend.
Enfin, na enig wachten heb ik de gewenste postzegel kunnen scoren, de brief gaat door de gleuf en wij stappen even later in de auto en vervolgen onze weg. Dat is kruipen en sluipen door de steegjes en wees op je hoede want rechts heeft voorrang en dát nemen ze ook. Ergens op een kruispunt komt een veegauto met twee grote draaiende straatveegborstels, een straal water gaat de strijd aan met opdwarrelend stof. De bestuurder stopt midden op het kruispunt, zodat er niemand meer door kan.
Waarom stopt hij? Ach… ik zie het al….een eindje verderop in het supersmalle straatje staat een eetkamerstoel met een stokoud gebogen mannetje erop voor een geopende voordeur. Hij leunt zwaar op zijn stok en hij loert angstig naar de veegwagen die naderbij dreigt te komen, want hij kan niet opstaan om weg te lopen en de straat is te smal om de veger vrij baan te geven langs de stoel van opa. De bijrijder van de veger stapt uit, hij zag de angstige blik van de oude man en weet dan wel heel zeker dat hij daadkrachtig moet optreden. O jee, dat gaat even duren, schiet er door ons heen.
De bijrijder wandelt op zijn gemak naar het mannetje toe. Hij schudt hem de hand en maakt uitgebreid een praatje. Nou, hij kan er wat van, er komt geen eind aan hun geklets. Natuurlijk ziet hij wel dat wij staan te wachten en geen kant op kunnen, maar dat maakt hem niet uit. Ook zijn collega, de veegmeester, wacht geduldig. Echt Spaans! Tijd speelt geen rol. Ongeduld helpt niet en het feit dat de personeelskosten ook doorgaan deert geen mens. Ons ook niet, we raken er aardig aan gewend.
Maar dan gebeurt er iets. De bijrijder tilt opaatje met stoel en al op, doet een stap achteruit het portiek in, en houdt hem met zijn sterke armen goed vast. Het ouwetje spartelt wat met zijn pootjes, maar voelt zich veilig in de bonkige armen van zijn redder, die met zijn hoofd een teken geeft aan zijn collega, de veegmeester. Die komt er prompt aan met zijn draaiende veegborstels. En bij zijn collega aangekomen, stopt hij om zich in hun gesprek te mengen. Tijd zat!
Uitgepraat? Ja hoor, het krakende oude mannetje wordt veilig op de grond gezet, ze maken een lief gebaar naar elkaar en dan rijden ze al vegend door het smalle steegje weg. Wij zien het voor onze neus gebeuren en verbazen ons, zoals we ons zo vaak verbazen. Heerlijk land is dat Spanje toch.