Op 28 mei zijn er regionale en gemeenteverkiezingen in Spanje waarbij volksvertegenwoordiging wordt gekozen in 12 (van de 17) autonome regio’s en in duizenden gemeenten in Spanje. Het kiessysteem in Spanje gaat volgens een Belgische methode waar regelmatig kritiek op is. Maar wat is deze methode dan?
De D’Hondt-methode, genoemd naar de Belgische jurist Victor D’Hondt, is een wiskundige techniek die wordt toegepast om zetels proportioneel te verdelen bij verkiezingen. Dit systeem beoogt een evenredige vertegenwoordiging van verschillende partijen binnen een parlement of andere gekozen instantie.
De methode werkt door het totaal aantal uitgebrachte stemmen voor elke partij te delen door opeenvolgende getallen, waarbij zetels worden toegewezen aan de hoogste quotiënten in aflopende volgorde. Hoewel het ontworpen is om proportioneel te zijn, heeft het systeem enige kritiek gekregen omdat het in de praktijk soms in het voordeel kan werken van grotere partijen of gebieden met een lagere bevolkingsdichtheid. Toch wordt de D’Hondt-methode in verschillende landen wereldwijd toegepast, waaronder Spanje, België, Finland, en Argentinië.
Na de stemming en de telling worden de zetels in Spanje verdeeld volgens de D’Hondt-methode. Het totaal aantal stemmen behaald door elke partij wordt gedeeld door het aantal zetels dat in de provincie wordt verdeeld, dat betekent, het totaal aantal stemmen van elke partij wordt gedeeld door 2, door 3, door 4, door 5 en zo verder tot het aantal zetels. Na deze deling worden de zetels toegewezen aan de hoogste quotiënten in aflopende volgorde.
In Spanje worden de 350 zetels van het Congres proportioneel verdeeld volgens deze methode. Elk van de 50 provincies vertegenwoordigt een kiesdistrict en heeft minimaal twee afgevaardigden toegewezen. Ceuta en Melilla kiezen elk één vertegenwoordiger. De resterende 248 zetels worden toegewezen op basis van de bevolking.
Kritiek op de D’Hondt-methode
Het D’Hondt-systeem is vaak bekritiseerd omdat het niet zo proportioneel zou zijn als zijn ontwerper bedoelde. Dit probleem heeft echter meer te maken met de kiesdistricten dan met het systeem zelf. In Madrid kost elke afgevaardigde ongeveer 100.000 stemmen, terwijl in Ávila, Teruel of Soria dezelfde zetel kan worden verkregen met minder dan 20.000 stemmen. De zetelverdeling geeft voorrang aan de minder bevolkte gebieden. Zo kan het voorkomen dat partijen met meer dan 200.000 stemmen op nationaal niveau uit het Congres worden gehouden, terwijl anderen, met dezelfde steun geconcentreerd in een paar provincies, een parlementaire groep kunnen vormen.