De Europese Unie zet in op een aanzienlijke versterking van de defensiecapaciteiten in reactie op de veranderende geopolitieke situatie, met name door de dreiging vanuit Rusland en de gewijzigde politieke koers van de Verenigde Staten onder president Donald Trump. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een hernieuwde focus op Europese zelfverdediging, waarbij minder wordt gerekend op Amerikaanse militaire steun.
In dit kader heeft de EU plannen aangekondigd om het defensiebudget met 800 miljard euro te verhogen. Spanje heeft zich gecommitteerd aan deze inspanning en streeft ernaar om zijn defensie-uitgaven te verhogen tot 2% van het bruto binnenlands product (BBP).
Momenteel besteedt Spanje ongeveer 1,3% van zijn BBP aan defensie, wat onder het EU-gemiddelde van 2,01% ligt. Dit plaatst Spanje op een vergelijkbaar niveau met landen als België, Slovenië en Luxemburg, en achter landen zoals Italië (1,5%), Nederland, Frankrijk en Duitsland (allemaal 2,1%).
Opvallend is dat landen die geografisch dichter bij Rusland liggen, zoals Polen (4,1%), Estland (3,4%), Letland (3,2%) en Litouwen (2,9%), een aanzienlijk groter deel van hun BBP aan defensie besteden. Finland, dat een lange grens met Rusland deelt, besteedt 2,4% van zijn BBP aan defensie.
De Spaanse regering wil het defensiebudget stap voor stap verhogen en in 2029 uitkomen op 2% van het BBP. Niet iedereen is het daarover eens. Voorstanders vinden het belangrijk voor de veiligheid van het land. Tegenstanders maken zich zorgen dat er dan minder geld overblijft voor zaken als onderwijs en zorg. Recent heeft premier Pedro Sánchez echter in het parlement gemeld dat de sociale uitgaven niet aangeraakt worden.
De Europese Unie wil dat alle lidstaten meer geld uitgeven aan defensie, zodat Europa zichzelf beter kan verdedigen en minder afhankelijk is van andere landen. Dit is belangrijk vanwege de spanningen in de wereld en de wens om samen sterker te staan als Europa.