Een nieuwe analyse van het Spaanse statistiekbureau (INE), uitgewerkt door Newtral.es, laat zien dat zeven op de tien Spanjaarden een brutojaarinkomen heeft van 20.000 euro of minder. Het meest voorkomende inkomensniveau ligt tussen 15.000 en 17.500 euro per persoon per jaar. Ongeveer één op de vijf inwoners bevindt zich in deze groep.
Daarna volgen de inkomens tussen 12.500 en 15.000 euro, waar eveneens ongeveer één op de vijf Spanjaarden onder valt. Dat betekent dat bijna de helft van de bevolking maandelijks tussen de ongeveer 1.000 en 1.500 euro bruto verdient (uitgaande van twaalf betalingen per jaar).
Als gekeken wordt naar huishoudens in plaats van individuen, blijkt dat bijna drie op de vier huishoudens samen een brutojaarinkomen hebben van 50.000 euro of minder. Dat verschil komt doordat veel huishoudens bestaan uit meerdere personen die samen het inkomen delen.
De kloof tussen rijke en arme gebieden in Spanje is groot. In de Baskische provincie Gipuzkoa bevindt zich bijna de helft van alle buurten in de groep met de hoogste inkomens van het land. In tegenstelling daarmee ligt in de provincie Cáceres in Extremadura meer dan twee derde van de buurten in de laagste inkomenscategorie.
Newtral baseerde zich op gegevens die het INE per ‘sección censal’ – dat zijn kleine geografische zones vergelijkbaar met buurten – publiceert. Door deze te verdelen in vijf categorieën, van “zeer arm” tot “zeer rijk”, ontstaat een duidelijk beeld van de ongelijkheid in Spanje.
De cijfers laten zien dat het grootste deel van de Spaanse bevolking leeft van relatief lage inkomens, terwijl een beperkte groep in welvarende regio’s zoals Baskenland, Madrid en Navarra de hoogste inkomens geniet. De kloof tussen noord en zuid, en tussen stad en platteland, blijft daarmee een van de grootste uitdagingen voor de Spaanse economie.
