Aan het einde van het politieke seizoen in Spanje hebben zowel premier Pedro Sánchez (PSOE) als oppositieleider Alberto Núñez Feijóo (PP) hun balans opgemaakt. Waar Sánchez de nadruk legde op sociale vooruitgang en het versterken van de meerderheid van gewone Spanjaarden, koos Feijóo voor een felle aanval op de regering, die hij omschreef als “corrupt en uitgeput”.
Premier Sánchez sprak maandag vanuit het regeringspaleis La Moncloa over de “positieve koers” van zijn minderheidskabinet. Hij stelde dat Spanje economisch en sociaal vooruitgaat, ondanks een vijandige oppositie en ingewikkelde parlementaire verhoudingen. Hij wees op het hoge aantal goedgekeurde wetten en noemde dat “vergelijkbaar met volledige legislaturen uit het verleden”.
Een van de belangrijkste aankondigingen was de uitbreiding van het betaald geboorteverlof naar 17 weken, met daarbovenop twee extra weken betaald verlof voor de zorg voor een jong kind. De maatregel wordt dinsdag officieel goedgekeurd en geldt voor beide ouders. Sánchez omschreef dit als een “mijlpaal in de sociale rechten”.
Daarnaast maakte hij bekend dat zijn regering in september eindelijk met de begroting voor 2026 komt. Spanje draait al twee jaar op verlengde begrotingen. Volgens Sánchez is het tijd voor een “meer sociale en toekomstgerichte begroting” en hoopt hij op steun van meerdere partijen in het parlement. Verder is hij, ongeacht of er wel of geen begroting komt, niet van plan eerder dan het einde van zijn ambtstermijn in 2027 verkiezingen uit te schrijven.
Ook op internationaal vlak liet Sánchez van zich horen. Zo stuurde Spanje via de luchtmacht 12.000 kilo hulpgoederen naar Gaza om de aanhoudende humanitaire crisis te verlichten. Verder sprak hij zijn steun uit voor het nieuwe handelsakkoord tussen de EU en de VS, maar benadrukte dat Spanje meer moet inzetten op economische banden met Latijns-Amerika, vooral met Mercosur.
Sánchez gaf aan dat hij “met alle politieke gesprekspartners” wil blijven praten, inclusief Carles Puigdemont van de Catalaanse partij Junts. Hij verdedigde de omstreden amnestiewet opnieuw als een “instrument om de wonden van 2017 te helen” en benadrukte dat het PSOE is die “de enige werkbare meerderheid weet te bouwen” in het parlement.
Oppositieleider Alberto Núñez Feijóo koos een compleet andere toon. Tijdens een partijbijeenkomst in Madrid beschuldigde hij premier Sánchez van “regeren zonder schaamte” en stelde hij dat de premier zijn kabinet in stand houdt met “steekpenningen, schandalen en achterkamertjespolitiek”. Volgens Feijóo is Spanje “bestuurlijk verlamd” en moet er dringend worden ingegrepen.
De leider van de Partido Popular (PP) kondigde aan dat zijn partij na de zomer komt met een lijst van wetten die onder Sánchez zijn ingevoerd, maar volgens de PP “schadelijk” zijn voor Spanje. Deze “sanchistische wetten” wil de partij schrappen of grondig hervormen. De lijst zal onder meer betrekking hebben op justitie, migratie, belastingen, woningmarkt en zorg.
Feijóo herhaalde dat hij geen enkele samenwerking ziet zitten met Sánchez, en dat de enige oplossing is om hem bij de volgende verkiezingen te verslaan. Hij gaf zijn partij een duidelijke opdracht mee: “Voorbereiden op verkiezingen, en klaarstaan voor het moment dat Spanje opnieuw kan kiezen.”
Volgens Feijóo is het doel om bij de volgende verkiezingen tien miljoen stemmen binnen te halen. Dat wil hij doen door gematigde PSOE-kiezers én voormalige Vox-stemmers aan zich te binden. Ook intern wordt de partij gereorganiseerd om sterker voor de dag te komen in aanloop naar mogelijke vervroegde verkiezingen.