INTRO: Colyne en Laurens, een Vlaams koppel besmet met het reisvirus, namen afscheid van hun huis en job voor onbepaalde tijd. Samen met hun energieke, driejarige hond, Barry, ontdekken ze sinds een jaar het veelzijdige continent Europa. Campervan Grace, hun tijdelijke huis op wielen, brengt hen op bekende en minder bekende plekjes. Sinds vier maanden gaat hun route door het indrukwekkende Spanje. Benieuwd naar hun reisverhalen en uitdagingen? Reis dan hier met ze mee.
Kleurrijke rokken worden tot aan de heup geheven, polsen en handen draaien sierlijk in het rond en vingers gaan net niet in de kramp. Dan volgen de hielen, hielen die stampen, de plankenvloer davert alsof die stuk moet terwijl een zanger luidkeels roept waarvan ik vermoed dat hij kiespijn heeft. Dit allemaal op de tonen van een flamencogitarist.
Wat een sfeer, wat een energie! Je moet het haast meegemaakt hebben om te geloven…
Eindelijk, ons eerste flamenco-optreden dit jaar is een feit. Iets waar we al naar uitkeken sinds de dag dat we in Spanje aankwamen. Vooral Colyne heeft er de mond van vol, want de adoratie voor flamencomuziek dateert al van sinds haar jeugd. Dat verklaart misschien dat vurige temperament van haar. We zijn gestrand in Jerez de la Frontera en waar kan je beter zijn dan in één van de twee steden waar het allemaal begon. Flamenco en Jerez de la Frontera worden dan ook vaak in één adem uitgesproken. Maar misschien doet de naam van de stad ook nog een ander belletje rinkelen. Jerez staat namelijk ook bekend om dat typische, droge witte wijntje met dat aparte smaakje dat niet iedereen lust: sherry of in het Spaans ‘el vino de Jerez’. In ieder geval, ik ben er niet echt wild van, té droog en zoals we allemaal weten, over smaak en kleur valt niet te twisten. Wie het toch graag drinkt, moet zeker eens langs bij de beroemde ’Bodegas Tío Pepe’, het bekende merk met de fles en het rode hoedje. Maar de bekendheid van de stad houdt hier niet bij op. Ook paardenliefhebbers kunnen hier terecht om prachtige paarden te zien dansen, niet zomaar paarden, maar Cartujanas. De koninklijke ruiterschool is hier gevestigd en is tot op vandaag nog steeds één van de vier meest prestigieuze ruiterscholen ter wereld. Olé!
Vandaag mogen we trouwens van geluk spreken. Net wanneer wij er zijn staat een festivalweek van de klaaglijke roepzang op de agenda. Op verschillende plaatsen in de stad wordt er opgetreden en kan je vaak gratis een live-voorstelling bijwonen. Wij doen dit in de ‘Calle Salas’, in een apart gebouw dat wat van een kapel wegheeft. Maakt het des te bijzonder. We weten niet helemaal zeker of Barry welkom is, maar we wagen het er gewoon op. De show moet nog beginnen en het is er al aardig druk. De aanwezigen praten naar Spaanse gewoonte iets te luid tegen elkaar en hebben veelal een drankje in de hand. Ik vraag me af of ze straks stilletjes zullen kunnen zijn.
Achter het podium hangt een blauw-witte vlag, ik vermoed de stadskleuren van Jerez, twee schouderfoulards en een enkele gitaar. Wanneer wat muzikale klanken weerklinken wordt het heel even wat stiller, maar het is een valse start. Er wordt nog even een soundcheck gedaan tussen gistarist, flamencozanger (cantaor) en PA-man.
Het is ondertussen halfdrie en een vriendelijke dame laat ons weten dat men er binnen een halfuurtje zal aan beginnen. We popelen nu al samen met de vele aanwezigen. Intussen nemen we een vrij plaatsje in de hoek zodat Barry alvast gespaard kan blijven van trappen van onvoorzichtige Spaanse hakken. Al snel raken we aan de praat met een andere bezoeker die hier net zoals ons verzeild is geraakt. Hij weet ons te vertellen dat hij niet aan zijn proefstuk toe is. Elk jaar komt hij vanuit het verre Canada naar hier afgezakt uit liefde voor de muziek. Tijdens ons praatje komt ook de flamencodanseres (bailaora) even piepen op het podium waar ze zich straks eens volledig zal kunnen laten gaan. Spannend! Even later wordt de zaal zowaar wat opgeschrikt omdat de zanger vanuit het niets enkele luide keelklanken laat horen door de micro. Heel even gaan de Spaanse kwebbels dicht, maar wanneer de man opnieuw stil wordt, nemen ze gewoon de draad weer op waar ze gebleven waren.
Maar dan is het uiteindelijk toch zover. Een man in pak houdt een kort woordje en meteen daarna bestijgen vier heren in het zwart de coulissen. Allen maken een buiging en het viertal wordt met een stevig aplaus onthaald door een enthousiast publiek dat er duidelijk helemaal klaar voor lijkt.
De gitarist bijt de spits af en streelt teder enkele snaren van zijn gitaar alsof het de haren van zijn vriendin zijn, de andere bandleden naast hem kijken goedkeurend mee. Dan valt één van hen in met een zacht getrom afkomstig van de ‘tinaja’, een vaasvormige trom die wat wegheeft van een Afrikaanse ‘udu’, nog een ander begint zachtjes met de handen te klappen. Al gauw krijgt het ritme vorm tot een ‘bulería’, een 12-tellend ritme typisch voor flamenco. Op dat moment verschijnt de vrouw van weleer, nu prachtig uitgedost in een sierlijk danskleed met rode frullen. Straks zal ze een zwier geven aan dat kleed warvan de zomen door de lucht zullen zweven als de muleta van een matador. Ook zij klopt zachtjes met haar handen en slaat nu en dan haar flinke hakken tegen het hout zoals een ongedurig Cartujanapaard zijn hoeven tegen de straatstenen zou stampen. Bij elke trap worden een paar stevige kuiten zichtbaar.
Haar handen en armen gaan de lucht in als van een opstaande feniks, de vingers bijna krampachtig uiteen alsof ze lijdt aan een stevige vorm van artritis op haar nog jonge leeftijd. Maar alles gaat met sierlijk gemak. Met gesloten ogen laat ze de muziek meester van haar maken op zoek naar de trance waarin ze wil verkeren. Flamenco beoefent men met hart en ziel of men begint er niet aan, geen halve werken.
Dan op dat ene moment lijkt alle energie in één keer uit de Andalusische volbloedmerrie te komen die ze wel niet is. Wie nog niet wakker was, is dit nu vast wel. Krachtige trappen met die hakken gevoed vanuit sterke billen en krachtige heupen. De ‘cantaor’ is intussen zodanig aan het roepen dat ik werkelijk denk dat de stakker het niet meer uithoudt van de pijn. Ik werp een blik op Barry die wat bedeesd opkijkt vanuit het hoekje terwijl Colyne alleen maar oog heeft voor het spektakel. Begeesterd door hetgeen waar ze al kind al gek op was. Di moet pure magie zijn voor haar. Ook de andere muzikanten stampen zo nu en dan met de hakken, de flamenco-gitarist slaat zijn snaren nu in plaats van ze te strelen en zweet loopt over ieders gezicht op dat podium daar in de ‘Calle Sallas’. Net wanneer ik denk dat de climax is gekomen, gaat de ‘ bailaora’ nog een versnelling hoger. Van waar ze het haalt, geen idee. Ze draait nu zo snel om haar as dat haar lange haren de bewegingen niet kunnen volgen en telkens met wat vertraging in haar gezicht slaan als de manen van een paard. Ook sommigen in het publiek lijken in trance te zijn. Ze stampen mee alsof ze zelf op het podium staan, de kaken strak gespannen, de tanden op elkaar.
En dan de ultieme stamp op het houten parket. Het is voorbij. Dit is flamenco van de bovenste plank. Indrukwekkender vindt je het niet. Dit is Spanje.
En wat me verrast, het parket bljkt nog verrassend heel te zijn …
Wie meer wenst te lezen over onze reis door Europa, kan terecht op Polarsteps via onderstaande link.
‘Vlaams koppel op reis door Spanje’ vertelt het verhaal van Colyne en Laurens die samen met hun campervan Grace door Europa reizen. Volg hun avonturen in Spanje via onze SpanjeVerhalen, of lees hun reisverslagen op Polarsteps.