De discussies over de effectieve of werkelijke pensioenleeftijd zijn de laatste jaren toegenomen in Spanje. Dit is belangrijk voor zowel toekomstige gepensioneerden als jongeren die nieuwsgierig zijn naar de toekomst van het pensioenstelsel. In 2023 was de gemiddelde effectieve pensioenleeftijd in Spanje voor het eerst boven de 65 jaar gekomen, een belangrijke stap in de stijging van de pensioenleeftijd. Inmiddels is deze leeftijd zelfs gestegen naar 65,2 jaar in de eerste helft van 2024.
De effectieve pensioenleeftijd is de gemiddelde leeftijd waarop mensen na een lange loopbaan met pensioen gaan. Eind 2023 was deze gemiddelde leeftijd in Spanje 65,1 jaar. Dat was een stijging vergeleken met 64,8 jaar in 2022 en 64,7 jaar in 2021. In het eerste halfjaar van 2024 nam deze leeftijd zelfs toe naar 65,2 jaar.
De Spaanse pensioenreformatie van 2021 streeft ernaar om de gemiddelde pensioenleeftijd te verhogen naar 66,5 jaar in 2050. Dit betekent dat de afstand tussen de wettelijke pensioenleeftijd en de feitelijke gemiddelde pensioenleeftijd verkleind wordt.
Sinds 2013 heeft Spanje een geleidelijke stijging van de pensioenleeftijd, die in 2027 op 67 jaar zal uitkomen voor mensen met minder dan 38,5 jaar aan sociale zekerheidsbijdragen. Voor degenen die dit aantal jaren wel hebben, blijft de pensioenleeftijd op 65 jaar.
De gebruikelijke of wettelijke pensioenleeftijd is in 2024 vastgesteld op 66 jaar en zes maanden voor mensen met minder dan 38 jaar arbeidsverleden. Voor degenen die deze periode wel hebben bereikt, ligt de pensioenleeftijd op 65 jaar.
De leeftijd waarop vervroegd met pensioen gaan is toegestaan, ligt altijd twee jaar lager dan de wettelijke leeftijd voor vrijwillig pensioen (64 jaar en 6 maanden in 2024, die 65 jaar wordt in 2027) en vier jaar lager voor gedwongen pensionering.
Volgens de laatste gegevens van de Sociale Zekerheid waren er tot mei van dit jaar 138.139 mensen met pensioen gegaan. Van hen deed 70% (96.761 personen) dat op de gebruikelijke of een hogere leeftijd, gemiddeld op 66 jaar. Daarentegen ging 30% (41.398 personen) eerder met pensioen, gemiddeld op 63,2 jaar.