MADRID – De minister van Sociale Zekerheid, Jose Luis Escrivá, gaf afgelopen zondag aan dat er in Spanje een culturele verandering nodig is. In de leeftijdscategorie 55 tot 75 jarigen zijn relatief gezien weinig mensen die nog aan het werk zijn. In de rest van Europa wordt er in die leeftijdsgroep beduidend meer gewerkt.
De Europese cijfers van het bureau Eurostat ondersteunen het discours van de minister. In de groep van 64 tot 75, heeft Spanje slechts de helft van de mensen aan het werk in vergelijking met de rest van de Europese Unie.
Terwijl er in de Spaanse arbeidsmarkt in die leeftijdsklasse er een tewerkstelling is van 4,9%, gaat het in de Europese Unie als geheel om 9,5%. In Frankrijk zijn de cijfers dezelfde als in Spanje. In Duitsland is nog 13% aan het werk. In Italië gaat het om 8,9%. In Ierland en Zweden zelfs 18%, In Portugal 16%.
Volgens Escrivá zijn er naast een paar institutionele verklaringen vooral culturele verklaringen. Er zou geen nood zijn om de pensioenleeftijd te verlagen. Volgens de minister wordt er “in geen geval aangestuurd om tot 75 jaar te werken zoals sommigen beweren”. Wel “moeten er maatregelen getroffen worden om de mentaliteit van bedrijven bij te sturen, zodat ze de werknemers niet op straat zetten vanaf ze 55 jaar zijn.” Escrivá is dan ook van plan het verplichte pensioen in te perken en de motivatie op te schalen voor wie na de legale pensioenleeftijd nog wil werken.
Zo wil de minister het pensioen met 4% verhogen per extra jaar dat iemand werkt. Ook wil Escrivá een aantal mechanismen invoeren die de intergenerationele gelijkheid verbeteren wanneer de generatie van de baby boom met pensioen gaat. De komende maanden moeten zijn plannen langzaamaan worden voorgelegd.