MADRID – Dertig jaar geleden in 1992 werd in Maastricht besloten dat er een Europese muntsoort zou komen die sinds 4 januari 1999 bij de koersen van aandelen, obligaties en opties aan de beurs in euro’s als officiële muntsoort wordt weergegeven. Er moest echter tot 1 januari 2002 gewacht worden voordat men ook in Spanje moest overschakelen naar de nieuwe Europese muntsoort en langzaamaan afscheid moest nemen van de peseta. En dat is nu precies 20 jaar geleden.
Twintig jaar geleden op 1 januari 2002 zijn de euromunten en eurobiljetten in gebruik gekomen en werd de euro het wettige betaalmiddel in twaalf (op 1 januari 2001 voegde zich Griekenland als twaalfde land bij de eurogroep) EU-landen. Anno 2022 hebben 19 landen de euro als wettig betaalmiddel.
Op 31 december 1998 werden de onderlinge wisselkoersen tussen de euro en de valuta van de toen elf deelnemende landen definitief vastgelegd. Sinds 1 januari 1999 is de euro een officieel feit. Vanaf die datum waren de nationale bankbiljetten en munten van de landen die de euro hadden aanvaard nog slechts verschijningsvormen van de euro. De euro vertegenwoordigde toen al overal dezelfde waarde.
In 2022 zijn er 19 landen waar je met de euro kunt betalen en waar de euro een wettig betaalmiddel is: Andorra; België; Cyprus; Duitsland; Estland; Finland; Frankrijk; Griekenland; Ierland; Italië; Letland; Litouwen; Luxemburg; Malta; Monaco; Nederland; Oostenrijk; Portugal; San Marino; Slovenië; Slowakije; Spanje; Vaticaanstad.
Waarde
2,203 Nederlandse guldens (NLG) zijn equivalent aan 1 euro. 40,3399 Belgische franken (BEF) zijn equivalent aan 1 euro. 166,386 Spaanse peseta’s (ESP) zijn equivalent met 1 euro.
Euroteken
Het euroteken ofwel ‘símbolo del euro’ (€) is het valutateken voor de euromunt. Het is geïnspireerd door de Griekse letter epsilon en verwijst naar de eerste letter van het woord Europa. De plaatsing van valutateken is altijd taalgebonden en spellingsgebonden.
In het Nederlands staat het valutateken vóór het bedrag: € 2,00. Tussen teken en bedrag moet een spatie staan. In Spanje staat het valutateken echter achter het bedrag: 2,00 €. Net zoals in het Nederlands moet er tussen het bedrag en teken een spatie staan.
Spaanse euromunten
De Spaanse euromunten hebben drie verschillende ontwerpen voor de drie series munten. De serie van 1, 2 en 5 cent is ontworpen door Garcilaso Rollán en hebben de gevel van de Kathedraal van Santiago de Compostela aan de nationale zijde. De serie van 10, 20 en 50 cent door Begoña Castellanos en hebben een afbeelding van de Spaanse schrijver Miguel de Cervantes op de nationale zijde. De twee grootste munten, 1 2n 2 euro, zijn door Luis José Diaz ontworpen en hebben of de afbeelding van de voormalige koning Juan Carlos I of sinds 2015 die van koning Felipe IV op de nationale zijde.
Alle munten vertonen de 12 sterren van de EU en het jaartal dat de munt geslagen is. daarnaast wordt er sinds 2010 elk jaar een munt geslagen met als afbeelding een Spaanse werelderfgoed die op de Wereldranglijst van UNESCO staat, klik HIER voor de lijst.
Detail is dat jaren vóór de werkelijke invoering van de euromunten in 2002, reeds met het slaan van euromunten was begonnen. België, Finland, Frankrijk, Nederland en Spanje hebben ervoor gekozen de munten het jaartal van muntslag te geven. Van deze landen bestaan dus ook euromunten met de jaartallen 1999, 2000 en 2001. In feite uit jaren vóór de daadwerkelijke invoering van de euro als betaalmiddel. De overige landen hebben alle munten die in de periode 1999-2001 geslagen zijn het jaartal 2002 gegeven.
Peseta
De euro verving in Spanje (en Andorra) de nationale muntsoort Peseta die in 1869 werd ingevoerd. Het woord peseta stamt af van het Catalaanse pesseta en betekent ‘deeltje’ of ‘stukje’.
De peseta had munten van de volgende waardes: 1, 5, 10, 25 (met en zonder gat in het midden), 50, 100, 200, 500 en 200. De 5, 25, 50, 100 en 500 peseta munten werden het frequentst gebruikt.
Daarnaast waren er 1.000, 2.000, 5.000 en 10.000 biljetten. Deze hadden na de invoering de waarden in euro’s van respectievelijk 6,01€, 12,02€, 30,05€ en 60,10€.
Het was voor de inwoners van Spanje en lastige omschakeling omdat men van duizenden en tienduizenden peseta’s om moest schakelen naar de wat cijfers betreft minder euro’s. Weliswaar kon men tot 27 januari 2002 nog gebruik maken van de peseta’s waarna de euro als enige betaalmiddel werd gezien in de landen van de eurogroep, de bedragen bleven nog lange tijd in winkels, supermarkten en op de prijskaartjes van auto’s en woningen naast de euro’s ook in peseta’s staan.