In 2024 kwamen er in Spanje 35 mensen per miljoen inwoners om bij een verkeersongeluk. Dat klinkt als weinig, maar het is minder goed dan vroeger. Spanje stond ooit bij de vijf veiligste landen in Europa, maar staat nu pas op de tiende plek.
Volgens de Europese Commissie overleden er vorig jaar 19.800 mensen in het verkeer in de hele Europese Unie. Dat zijn er iets minder dan in 2023. Toch gaat het niet snel genoeg omlaag om het doel voor 2030 te halen. De EU wil tegen die tijd het aantal verkeersdoden halveren.
In 2013 deed Spanje het nog beter met 36 verkeersdoden per miljoen inwoners en stond het op plek vijf. Daarna gingen de cijfers niet veel meer omlaag. In sommige jaren gingen ze zelfs weer iets omhoog.
Sommige landen doen het veel beter dan Spanje. Zweden is het veiligste land met maar 21 verkeersdoden per miljoen inwoners. Malta en Denemarken doen het ook goed. De landen met de meeste doden zijn Roemenië, Bulgarije en Griekenland. Het gemiddelde in de EU ligt op 44 doden per miljoen mensen.
Uit het onderzoek blijkt ook dat de meeste ongelukken gebeuren op kleinere wegen buiten de stad. Jongeren tussen de 18 en 24 jaar en ouderen boven de 65 zijn het vaakst slachtoffer. In de stad zijn vooral voetgangers, fietsers en motorrijders kwetsbaar.
Toch zijn er ook landen die het goed aanpakken. Litouwen en Polen hebben het aantal verkeersdoden met 35 procent verlaagd sinds 2019. Slovenië en België deden het ook goed met een daling van meer dan 30 procent. Deze landen zijn op de goede weg om hun doelen te halen.
Spanje moet dus meer doen om het verkeer veiliger te maken. Denk aan strengere controles, betere wegen en informatiecampagnes voor mensen die extra risico lopen. Zo kan het land misschien weer een van de veiligste van Europa worden.