In 2024 is de gemiddelde pensioenleeftijd in Spanje gestegen tot 65,2 jaar, waarmee voor het eerst de grens van 65 jaar wordt overschreden. In 2019 lag dit cijfer nog op 64,4 jaar. De stijging komt door strengere regels voor vervroegd pensioen, financiële prikkels om langer te blijven werken en een geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd.
De sociale zekerheid registreerde vorig jaar 368.065 nieuwe pensioenen. Hiervan ging ruim 256.000 naar mensen van 65 jaar of ouder. Slechts 111.000 gingen naar jongere gepensioneerden, wat de trend bevestigt dat meer mensen later stoppen met werken.
Wie minder dan 38 jaar en 3 maanden sociale bijdragen heeft, kan pas met 66 jaar en 8 maanden met pensioen. Deze leeftijd stijgt tot 67 jaar in 2027. Wie wel genoeg heeft bijgedragen, kan nog met 65 met pensioen.
Opvallend is dat 11% van de nieuwe gepensioneerden er bewust voor kiest om later te stoppen, in ruil voor financiële voordelen. Tegelijkertijd daalt het aantal mensen dat eerder met pensioen gaat. In 2024 koos minder dan 30% voor vervroegd pensioen, vergeleken met bijna 40% in 2021.
Alles wijst erop dat Spanjaarden langer doorwerken voordat ze met pensioen gaan. Dit heeft gevolgen voor de arbeidsmarkt én voor het Spaanse pensioenstelsel.