Vanaf 1 januari 2026 gaan er opnieuw veranderingen in het Spaanse pensioenstelsel in. Het gaat om aanpassingen die zowel de berekeningswijze van het pensioen als de voorwaarden voor de pensioenleeftijd beïnvloeden. Daarmee zet de regering de hervorming van het systeem verder door.
Concreet betekent dit dat de pensioenleeftijd opnieuw stijgt, afhankelijk van het aantal jaren dat je hebt bijgedragen. Wie minder dan 38 jaar en 3 maanden gewerkt heeft, moet wachten tot 66 jaar en 10 maanden om te kunnen stoppen. Heb je wel die periode opgebouwd, dan blijft het mogelijk om op 65 jaar met een volledig pensioen met pensioen te gaan.
Belangrijk is ook de invoering van een dubbele rekenmethode. De huidige manier blijft bestaan: de laatste 25 jaar aan bijdragen, omgerekend naar 300 maanden en gedeeld door 350. Tegelijk komt er een nieuwe methode: de beste 302 maanden worden gekozen uit de laatste 304 maanden (oftewel 29 jaar), en die worden gedeeld door 352,33. De Sociale Zekerheid kiest automatisch de gunstigste optie voor de toekomstige gepensioneerde.
Deze overgang naar het 29-jaar-systeem gebeurt stapsgewijs. Tot en met 2043 bestaan beide methodes naast elkaar, maar vanaf 2044 geldt alleen nog de berekening over 29 jaar, waarbij de twee minst gunstige maanden worden weggelaten.
Daarnaast blijft de eis voor een volledig pensioen ongewijzigd. Ook in 2026 moet je 36,5 jaar aan bijdragen hebben opgebouwd om recht te hebben op 100 procent van je pensioen. Voor wie minder jaren heeft, wordt het bedrag naar verhouding lager berekend.
Met deze hervormingen wil de regering het pensioensysteem beter laten aansluiten op de langere levensverwachting en de druk op de sociale zekerheid verlagen. Tegelijk probeert men te zorgen dat werkenden die lange carrières achter de rug hebben niet worden benadeeld.
