ALICANTE – Wellicht heb je ze wel eens gezien in de provincie Alicante en ben je ze tegen gekomen tijdens een wandeling in de natuur of in de tuin en misschien heb je ze nog nooit gezien maar ze zijn er toch echt. Slangen komen overal voor in Spanje en buiten dat er soorten zijn die overal te vinden zijn, heeft het klimaat ook invloed op het soort slang en de leefomgeving. Dit zijn in ieder geval de vier slangen die in de provincie Alicante te vinden zijn.
Er zijn in Spanje drie woorden voor slangen, te weten ‘serpiente’, ‘ofidio’ en ‘culebra’. De provincie Alicante kent vier soorten slangen, de ‘culebra de herradura’ (Hoefijzerslang), de ‘culebra de escalera’ (trapslang), de ‘culebra bastarda’ (hagedisslang) en de ‘víbora hocicuda’ (wipneusadder).
In principe zijn deze slangen in de hele Comunidad Valenciana (Valencia regio) te vinden en ook op andere plaatsen langs de Middellandse Zeekust. er zijn giftige en niet giftige slangen te vinden en de slangen voeden zich hoofdzakelijk met muizen, hagedissen, vogels en andere kleine dieren.
De trapslang (Rhinechis scalaris) = culebra de escalera
De trapslang is een niet-giftige slang uit de familie gladde slangen (Colubridae). De slang dankt de naam aan het patroon van de jonge dieren dat aan een ladder doet denken (Latijns: scalarum = ladder).
De tekening bestaat uit een dubbele streep aan weerszijden van de rug hebben met regelmatige verbindingsstrepen. Naarmate de slang ouder wordt vervagen deze dwarsstrepen maar de lengtestrepen op de rug blijven. Andere exemplaren hebben ook op de flanken strepen of vlekken. De basiskleur is meestal bruingrijs tot crèmewit en de strepen meestal zwart, soms donkerbruin. De trapslang wordt maximaal 160 centimeter lang maar voor de meeste slangen blijft dit beperkt tot ongeveer 120 cm.
Het voedsel bestaat uit kleine knaagdieren, grotere insecten en kleine vogels, de slang klimt in bomen om nesten leeg te roven. Grotere prooien worden gewurgd. De leefomgeving bestaat uit zonnige en droge plekken met veel vegetatie, maar niet in het dichte bos maar aan de bosranden. De slang kent een winterslaap maar die is korter dan de meeste andere dieren die noordelijker leven.
De hagedisslang (Malpolon monspessulanus) = culebra bastarda
Deze slang wordt maximaal 2 meter lang, in het veld blijven de meeste exemplaren kleiner. Deze soort is eenvoudig te herkennen aan de ‘frons’; de uitstekende rand boven de ogen die de kop iets draakachtigs geeft. Ook de snuitpunt is meer omhoog gericht dan bij andere slangen. Het lichaam is vrij breed en heeft grote, gelijkmatige schubben en een meestal egaal groene tot bruine kleur met een gele of witte buik.
De hagedisslang is giftig en heeft twee giftanden achter in de bovenkaak. Bij verstoring sist de slang. Hoewel het een giftige soort is, zal hij eerst proberen te vluchten in plaats van bijten. Het gif is niet zo sterk en de tanden zijn niet geschikt om mensen te bijten waardoor men er in de regel slechts rode plekken en zwellingen aan overhoudt. De Engelsen noemen dit dier de Montpellier Snake.
Wipneusadder (Vipera latastei) = víbora hocicuda
De maximale lengte is ongeveer 75 cm maar de meeste exemplaren blijven kleiner. De adder heeft een driehoekige kop met de voor deze soort kenmerkende zachte omhoogstaande “hoorn” op de neus. Verder is de slang te herkennen aan het typische vlekkenpatroon, dat op de staart en voorzijde lijkt op een dikke, golvende streep maar er op het midden uitziet als een onevenwijdige vlektekening. Vlekken die niet precies naast elkaar liggen maar een verschuiving vertonen. Ook op de flanken zitten deze vlekken en de buik is meestal wit tot geel, de basiskleur is grijs tot bruin met altijd een donkere vlektekening die variabel is. Zelfs de pasgeboren jongen zijn al giftig.
De hoefijzerslang (Coluberhippocrepis) = culebra de herradura
Deze niet giftige slang is gewoonlijk 1 meter lang hoewel men ook wel hoefijzerslangen heeft aangetroffen van anderhalve meter. De hoefijzerslang heeft een vrij lange kop die aan de bovenzijde plat is en naar de nek toe breed uitloopt. Men kan duidelijk zien waar de nek begint. Het lichaam is betrekkelijk dik, dat naar de staart smal toe loopt en eindigt in een punt. De omvang van zijn staart is afhankelijk van het geslacht van het dier. De hoefijzerslang is geel of geel-grijs van kleur. Op zijn rug heeft hij een groot aantal, regelmatig verdeelde, zwartomlijnde grijze vlekken.
Hij dankt de naam aan de hoefijzervormige tekening op de achterzijde van zijn kop. Deze tekening bestaat uit twee zwarte lijnen, die de nek aan weerszijden sieren. Tussen de lijnen zit een vlek. Deze vlekken liggen in 3 of 5 rijen over zijn hele lichaam. de middelste rij heeft de grootste en meest ronde vlekken. Op de staart liggen deze rijen zo dicht op elkaar, dat ze één rij vormen. De onderzijde van het lichaam is helder-geel met twee rijen bruine vlekken. Bij de jongere dieren zijn de vlekken het scherpst.
LEESTIP: 14 giftige en niet giftige slangen die voorkomen in Spanje
De hoefijzerslang is vrij levendig van aard. Hij jaagt vooral op vogels. Zonder veel moeite achtervolgt hij mussen en andere kleine vogels over de takken van de bomen. Ook klimt hij wel tegen de muren van huizen op, om de nesten onder de goot te bereiken en de jongen op te eten. Ook voedt hij zich met kleine zoogdieren, en dan in het bijzonder met muizen.