De Diada, de nationale feestdag van Catalonië, wordt elk jaar gevierd op 11 september. Die datum verwijst naar 1714, toen Barcelona na een lang beleg viel tijdens de Spaanse Successieoorlog. De overwinning van koning Filips V betekende het einde van de Catalaanse instellingen en de invoering van de centralistische Decreten van Nueva Planta.
De eerste herdenkingen vonden pas veel later plaats. In 1886 organiseerde het Centre Català een mis in de basiliek van Santa María del Mar om de gevallen verdedigers van Barcelona te eren. In de daaropvolgende decennia groeide 11 september uit tot een symbool van Catalaanse identiteit en verzet.
Tijdens de dictatuur van Franco werd de Diada verboden, maar bleef ze ondergronds bestaan. Toch werd het een belangrijke datum voor culturele en politieke manifestaties. Kort na de dood van Franco, in 1976, kwamen duizenden mensen samen in Sant Boi de Llobregat om hulde te brengen aan Rafael Casanova, een sleutelfiguur tijdens het beleg van Barcelona.
Een jaar later, in 1977, vond er in Barcelona een enorme betoging plaats onder de leus “Vrijheid, amnestie en statuut van autonomie”. Deze massale mobilisatie markeerde de terugkeer van de Diada als publieke viering en gaf een sterk signaal richting herstel van zelfbestuur.
In 1980 erkende het heropgerichte Catalaanse parlement de Diada officieel als nationale feestdag in de allereerste aangenomen wet. Sinds 2006 geldt de Diada bovendien als een van de officiële symbolen van Catalonië, naast de vlag en het volkslied.
Vandaag de dag is de Diada meer dan alleen een historische herdenking. Het is een dag waarop Catalanen hun identiteit vieren, maar ook politieke eisen en discussies over de toekomst van Catalonië een centrale plaats krijgen.
