Uit een rapport van Unobravo, een online platform voor psychologische hulp, blijkt dat Spaanse jongeren gemiddeld pas op hun 30e het ouderlijk huis verlaten. Dat is flink later dan het Europese gemiddelde van 26 jaar. Alleen in landen zoals Italië, Servië en Montenegro blijven jongeren nog langer thuis wonen. Ter vergelijking: in Nederland ligt de gemiddelde leeftijd op 23 jaar en in België op 26 jaar.
In Noord-Europa is het juist andersom. Jongeren in Finland, Denemarken en Zweden wonen vaak al op hun 21e of 22e zelfstandig. Dat laat zien hoe groot het verschil is met Zuid-Europa, waar het uit huis gaan veel later gebeurt.
Een opvallend verschijnsel is de zogenoemde ‘boemeranggeneratie’: jongeren die eerst op zichzelf gaan wonen, maar later weer terugkeren naar hun ouders. In Spanje gebeurt dit bij 26 procent van de jongeren. Meestal komt dit door geldproblemen of persoonlijke tegenslagen, zoals een relatiebreuk of de gevolgen van de pandemie.
Ook is er verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verlaten het huis gemiddeld iets eerder dan mannen: op hun 29e tegenover 30,5 jaar. Toch is dat verschil de afgelopen jaren wat kleiner geworden.
Volgens voorspellingen zal het in de toekomst nog langer duren voordat jongeren zelfstandig gaan wonen. In Spanje zou de gemiddelde leeftijd in 2050 kunnen oplopen tot 34 jaar.
Wat is volgens de onderzoeksgegevens van Unobravo de belangrijkste reden? De hoge kosten van het leven, onzekere banen en lage lonen. Maar ook het idee dat het prima is om als volwassene bij je ouders te wonen, speelt een steeds grotere rol.
