De Spaanse landbouwsector telt inmiddels ruim 258.000 buitenlandse werknemers. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van de sociale zekerheid. Het gaat om arbeiders die zijn aangesloten bij het speciale landbouwsysteem (SEA), een regeling specifiek voor deze sector.
Ten opzichte van vorig jaar is het aantal met 6% toegenomen. Daarmee is de landbouw na de horeca de sector met de meeste buitenlandse arbeidskrachten. De meerderheid komt van buiten de Europese Unie (meer dan 203.000), terwijl ruim 55.000 uit EU-landen komen.
Marokko is veruit het belangrijkste herkomstland, met bijna 110.000 geregistreerde werkers. Daarna volgen Roemenië (44.000), Senegal, Mali, Ecuador en Colombia. Ook uit landen als Bulgarije, Pakistan en Honduras komen duizenden arbeiders naar Spanje om in het veld te werken.
Regionaal gezien trekt Andalusië de meeste buitenlandse krachten aan: ruim 93.000. Daarna volgen Murcia met 52.000, Aragón met 22.000, Catalonië met 21.000, Valencia met 20.900 en Castilla-La Mancha met 20.500. De landbouwsector in deze regio’s is sterk afhankelijk van seizoensarbeiders uit het buitenland.
De stijging van het aantal buitenlandse werkers komt op een moment van sociale onrust in onder meer Murcia. In gemeenten zoals Torre Pacheco zijn recent anti-migratieprotesten gehouden, wat leidde tot bezorgdheid bij de regering. Minister van Landbouw Luis Planas waarschuwde dat uitsluiting van migranten desastreus zou zijn voor de Spaanse landbouw, een sector waarin steeds minder Spanjaarden willen werken.