Vanaf 2026 verandert de pensioenregeling in Spanje opnieuw. De hervorming maakt deel uit van een overgangsplan dat de Spaanse regering enkele jaren geleden heeft ingevoerd. Doel daarvan is om de sociale zekerheid financieel stabiel te houden in een tijd waarin de bevolking steeds ouder wordt en de levensverwachting stijgt.
Concreet betekent dit dat wie in 2026 met pensioen wil, te maken krijgt met strengere voorwaarden. Voor werknemers die minder dan 38 jaar en 3 maanden premie hebben betaald, schuift de officiële pensioenleeftijd op naar 66 jaar en 10 maanden. Daarmee komt er twee maanden bij ten opzichte van 2025.
Voor wie wél lang genoeg heeft bijgedragen, verandert er voorlopig niets. Wie minstens 38 jaar en 3 maanden aan de sociale zekerheid heeft betaald, kan nog steeds op 65-jarige leeftijd met volledig pensioen. De vereiste voor het ontvangen van een volledig pensioen blijft ook gelijk: een loopbaan van minimaal 36,5 jaar.
Deze overgangsregeling loopt nog tot 2027. Vanaf dat jaar wordt de grens voor het eerder met pensioen gaan opnieuw verhoogd. Dan moet je minstens 38 jaar en 6 maanden hebben gewerkt om nog op 65 jaar te kunnen stoppen. In alle andere gevallen gaat de wettelijke pensioenleeftijd omhoog naar 67 jaar.
De Spaanse overheid benadrukt dat de hervorming geleidelijk wordt doorgevoerd. Toch voelen veel werknemers de verhogingen direct in hun persoonlijke plannen voor de toekomst. Vooral wie pas later op de arbeidsmarkt is ingestroomd of langere tijd werkloos is geweest, zal door deze regels langer moeten doorwerken.
De veranderingen zijn bedoeld om het pensioensysteem houdbaar te maken, maar zorgen ook voor discussie. Vakbonden waarschuwen dat niet iedereen fysiek in staat is om langer door te werken, terwijl werkgevers juist wijzen op het belang van ervaren krachten op de werkvloer.