De Spaanse verkeersdienst DGT heeft een nieuw sociaal probleem onder de aandacht gebracht: “pobreza de transporte”, ofwel vervoersarmoede. Dit begrip verwijst naar gezinnen die meer dan 10% van hun inkomen kwijt zijn aan vervoer, zowel aan eigen auto’s als aan openbaar vervoer. Volgens schattingen gaat het om tussen de twee en drie miljoen huishoudens in Spanje.
De situatie treft vooral mensen in landelijke gebieden en buitenwijken, waar het openbaar vervoer beperkt is. Veel gezinnen zijn daar volledig afhankelijk van hun auto om naar werk, school of medische diensten te gaan. De stijgende brandstofprijzen, hogere verzekeringskosten en duurdere reparaties maken dat steeds meer mensen moeite hebben hun voertuig te blijven gebruiken.
In steden is het probleem anders. De kosten van abonnementen, files en lange reistijden zorgen ervoor dat stedelingen steeds meer geld en tijd kwijt zijn aan hun dagelijkse reizen. Volgens de DGT hoort mobiliteit voor iedereen bereikbaar te zijn, omdat het belangrijk is voor werk, onderwijs en sociaal contact.
De DGT wijst erop dat er ook ongelijkheid is. Vooral vrouwen, ouderen en gezinnen met weinig geld hebben minder toegang tot goed vervoer. Ze wonen vaak op plekken waar bijna geen alternatieven zijn. Volgens de DGT is dit een stille vorm van uitsluiting die eindelijk aandacht verdient.
Om dit op te lossen werkt de Spaanse regering aan een plan tegen vervoersarmoede. Ze wil korting geven op openbaar vervoer, autodelen stimuleren en meer investeren in vervoer op het platteland. Er komt misschien ook een programma waarmee gezinnen goedkope elektrische auto’s kunnen leasen om hun oude wagen te vervangen.
Met dit plan wil Spanje voorkomen dat de overgang naar schonere energie met strengere milieuregels en duurdere brandstoffen, de zwakste groepen nog harder treft. Volgens de DGT moet vervoer mensen helpen om vooruit te komen, niet ze buitensluiten.
