Spanje telt momenteel meer dan 12,5 miljoen mensen die in armoede leven of het risico lopen sociaal uitgesloten te raken. Dat komt neer op 26 procent van de bevolking. Hoewel het aantal iets is gedaald ten opzichte van vorig jaar, blijft het probleem groot en hardnekkig.
Van die groep leven ruim vier miljoen mensen in wat officieel “ernstige armoede” heet. Zij moeten rondkomen met minder dan 650 euro per maand en hebben vaak moeite om hun basisbehoeften te betalen. De gevolgen zijn zichtbaar in het dagelijks leven: steeds meer mensen hebben moeite met het betalen van huur, energie of voldoende eten.
De situatie verschilt sterk per regio. In sommige van de rijkere gebieden, zoals Madrid, Baskenland en de Balearen, is de ongelijkheid juist opvallend groot. Daar leven mensen met een laag inkomen vaak in een omgeving waar de kosten van levensonderhoud veel hoger zijn dan gemiddeld, waardoor hun situatie extra precair is.
Een belangrijke oorzaak van de armoede is de hoge woningdruk. Huurprijzen en hypotheeklasten slokken een groot deel van het inkomen op, vooral bij jonge gezinnen en alleenstaanden. Daardoor blijft er nauwelijks geld over voor andere noodzakelijke uitgaven zoals voeding, vervoer of gezondheidszorg.
Vergeleken met de rest van Europa staat Spanje er slecht voor. Alleen in landen als Roemenië en Bulgarije ligt het armoederisico nog hoger. Vooral onder kinderen en jongeren is het probleem zorgwekkend: Spanje heeft een van de hoogste percentages kinderarmoede binnen de Europese Unie.
Volgens de EAPN-organisatie hebben de bestaande steunmaatregelen, zoals het minimuminkomen en hulp bij energiekosten, wel enig effect gehad, maar zijn ze niet genoeg om de structurele armoede echt te verminderen. “Armoede is geen onvermijdelijk gevolg van de economie, maar een politieke keuze,” waarschuwt de organisatie.
