Ons nieuwe SpanjeVerhaal komt uit de autonome regio Castilla-La Mancha. Een regio die niet zo bekend is bij de buitenlandse toeristen maar waar ontzettend veel te zien is, te denken valt aan de prachtige steden Cuenca en Toledo maar er is nog veel meer te doen en zien in Castilla-La Mancha. Vandaag wordt het SpanjeVerhaal geschreven door Crista Pearson die woont in Minateda, provincie Albacete.
Castilla la Mancha: Minateda in noodtoestand.
Het is mei 2020, ondertussen bevinden we ons in fase één van de noodtoestand sinds de uitbraak van de wereldwijde Covid-19 pandemie. De laatste weken waren voor ons en voor zo velen met ons heel bijzonder. Nooit eerder maakte deze generatie aardbewoners zoiets mee.
Ik wandel graag en omdat we in het buitengebied wonen kan dit redelijk doorgang vinden. In de steden gelden strenge regels, kinderen mogen daar niet naar buiten.
Omdat de paden niet gebruikt worden tiert het onkruid welig en de doorgang wordt met de week moeilijker begaanbaar. Onze hond gaat steeds mee, die is de lachende derde in deze tijd, ieder lid van ons gezin gaat met hem wandelen, met een hond mag je een kilometer van huis af, s’ avonds is ie bekaf.
Tijdens mijn wandelingen verdiep ik me in het vinden van wild food, ik pluk van alles en zoek thuis op of het eetbaar is. Je weet maar nooit met deze crisis. De gedroogde bloemen blaadjes doen het goed in de salade. Kruiden als rozemarijn, knoflook camille en venkel, groeien langs de weg. Ik loop een rondje om het archeologisch park El Tolmo dat grenst aan onze boomgaard. Dit is zonder bezoekers een stille getuige van de situatie. De poorten zijn dicht. De heuvel op naar de Pinturas Rupestres, de beroemde grottekeningen in ons dorp, ga ik niet wagen, het pad waar anders de toeristen naar boven klimmen is nu overwoekerd.
We vieren mijn man zijn 60ste verjaardag op 24 maart, onze feesthoedjes worden plots mondmaskers. Ondertussen geef ik Engelse les aan mijn spaanse buurvrouw via whatsapp. Ze leest me verhalen voor uit een boek van Roald Dahl dat ik haar gaf voor het lange thuisblijven begon.
In de eerste week van onze quarantaine viel het me op dat er onbekenden waren komen wonen in een leegstaand huisje in het dorp. Ik raakte al snel met ze aan de praat, met afstand en mondmasker. Het bleken Afrikaanse expats, die nu dus nergens naar toe konden. Op mijn vraag of alles oké was antwoordden ze steevast met ‘yes oké.’ Tot die ene keer ; het ging niet goed met ze. ‘Zonder vervoer, geen eten’, was de boodschap. Met zijn zevenen en geen voedsel, dat geeft een probleem. Lopen naar de dichtstbijzijnde supermarkt was geen optie, die is acht kilometer verderop.
Mijn dochter en ik vulden een tas met wat we zelf al gehamsterd hadden en maakten de vreemdelingen blij met de pakken rijst, blikken bonen en een eerder door een vriend geschoten wilde zwijn bout uit de diepvries. Het duurde een aantal dagen voor ik ze weer zag, de situatie was ongewijzigd en de voorraadkast leeg. Op mijn vraag wat ze nodig hadden was er duidelijk voorkeur voor kip.
Tijdens mijn beurt om naar de stad te gaan, er mocht nog steeds maar een persoon in de auto, bracht ik een extra tas met goodies voor de zuiderlingen mee. Zeven mondmaskers waren ook snel gemaakt van een lapje katoen, ze belanden ook in de tas. Ik zette de nieuwe voorraad op de drempel van hun huis, de dank was groot. Een paar dagen later waren ze vertrokken, waarschijnlijk zijn ze toch aan het werk gemogen.
En wij? We maken het ondertussen gelukkig goed. De grote schoonmaak van ons huis die we in maart uit verveling begonnen loopt op een eind, zoals de lockdown. Het wordt mooi, binnen en buiten. We zeiden het meermaals tegen elkaar, wat een geluk dat er internet is, we kunnen on-line materialen bestellen. Het kan even duren maar alles wordt met afstand aan de deur geleverd.
Ik merk aan Spaanse vrienden die ik tref in de supermarkt dat het ongemakkelijk is, we willen kussen, dit is de normale begroeting, nu beter van niet. Omhelzen ook niet.
Dan volgt de versoepeling :
Steden en dorpen boven de vijfduizend inwoners hebben leeftijdsgebonden regels, om naar buiten te gaan. Nu heeft Minateda zo’n twintig inwoners, dat is voor ons een meevaller. We mogen op tijden naar buiten die we zelf willen. Blijft toch een mooie aanblik om de buurman te zien ploegen, rijdend op de tractor, gewapend met mondmasker en de ondertussen beroemde blauwe latex handschoentjes aan. Langzaam komt het leven weer op gang, we horen geluiden van kettingzagen, de olijfbomen worden gesnoeid. Komende week eens gaan kijken of er een terras open is waar we met afstand tot onze medeburgers een drankje kunnen doen. Er wordt niet gezoend, voorlopig althans.
Blijf gezond en wandel!
Veel groeten en un abrazo op twee meter uit Minateda.
Crista Pearson