Marc Márquez heeft zondag geschiedenis geschreven tijdens de Grand Prix van Japan in Motegi. De Spaanse coureur van Ducati eindigde als tweede achter Francesco Bagnaia, maar dat was genoeg om zijn zevende MotoGP‑wereldtitel te veroveren. Daarmee keert hij, na zes jaar wachten, terug naar de absolute top van de motorsport.
De race zelf werd een Italiaans‑Spaans feestje. Bagnaia pakte de overwinning met een voorsprong van ruim vier seconden op Márquez. Joan Mir zorgde voor een verrassing door met zijn Honda als derde te eindigen en het podium compleet te maken.
Voor Márquez is dit kampioenschap extra bijzonder. Sinds zijn vorige titel in 2019 kende hij talloze blessures, operaties en periodes van twijfel. Zijn overstap naar Ducati bracht nieuw vuur in zijn carrière, en nu levert dat meteen de grootste beloning op: een titel in zijn eerste seizoen bij de Italiaanse renstal.
De beslissende stap werd zaterdag al gezet tijdens de sprintrace. Daar finishte Márquez als tweede achter Bagnaia, waardoor hij de voorsprong in het klassement veiligstelde. Het was duidelijk dat als hij zondag voor zijn broer Álex zou blijven, de titel hem niet meer kon ontglippen.
Na de finish liet Márquez zijn emoties de vrije loop. In tranen sprak hij over de zware weg die hij heeft afgelegd en de ongelooflijke steun van zijn team en familie. “Ik ben weer in vrede met mezelf,” zei hij, zichtbaar geëmotioneerd.
Met zijn zevende titel nestelt Márquez zich definitief tussen de grootste coureurs uit de MotoGP‑geschiedenis. Voor de fans is het een comeback die ze niet snel zullen vergeten.